direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.Veiligheidscontour-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In de gemeente Den Helder worden diverse activiteiten ontplooid die vallen onder het externe

veiligheidsbeleid. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het betreft gebruik, productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook geldt het beleid voor de risico's van vliegtuigongevallen (op en nabij luchthavens). De risico's van activiteiten die vallen onder het externe veiligheidsbeleid worden vertaald naar het bestemmingsplan.

Dit gebeurt onder andere voor de zogenaamde plaatsgebonden risicocontouren. Naast het bepalen van een plaatsgebonden risicocontour voor één inrichting of activiteit is het mogelijk om een plaatsgebonden risicocontour te bepalen voor een gebied met daarin één of meer dan één activiteit of inrichting. Zo'n contour wordt een veiligheidscontour genoemd. In de wetgeving is deze mogelijkheid expliciet opgenomen voor industriegebieden waarin één of meer dan één activiteit plaatsvindt die onder het externe veiligheidsbeleid valt.

Voor het gebied rondom de gasbehandelingsinstallatie van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op Industriegebied Oostoever, de naastgelegen militaire luchthaven De Kooy en de directe omgeving van deze objecten heeft de gemeente een dergelijke veiligheidscontour vastgesteld. Door vaststelling van dit 'Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand' wordt de veiligheidscontour juridisch-planologisch verankerd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt gevormd door de ligging van de veiligheidscontour Balgzand. De plangrens van dit facetbestemmingsplan valt samen met de contour. De contour is primair gebaseerd op de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van de gasbehandelingsinstallatie van de NAM. Deze 10-6 contour is de basis geweest voor het bepalen van de grenzen van de veiligheidscontour. Hierbij is gekeken naar de aanwezige activiteiten in het gebied, de grenzen van militaire luchthaven De Kooy en de directe omgeving van beide activiteiten. In figuur 1-1 is de plangrens afgebeeld op een recente luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.Veiligheidscontour-ON01_0001.png"

Figuur 1-1: Ligging plangebied (rode lijn)

Het plangebied wordt begrensd door militaire luchthaven De Kooy aan de west- en zuidzijde, aan de noordzijde door de grens van de NAM-locatie en de luchthaven, en aan de oostgrens door de plaatsgebonden risicocontour van de NAM-locatie. In hoofdstuk 3 wordt de gekozen begrenzing nader gemotiveerd.

1.3 Geldende ruimtelijke plannen

De geldende bestemmingsplannen en beheersverordening waarvan het plangebied gedeeltelijk samenvalt met het plangebied van 'Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand' zijn:

  • bestemmingsplan Zeegebied 2013;
  • bestemmingsplan Luchthaven 2013;
  • bestemmingsplan Kooypunt 2012;
  • beheersverordening Oostoever 2016;
  • bestemmingsplan Kamerverhuur, woningsplitsing en Bed&Breakfast 2021;
  • paraplu-bestemmingsplan Parkeren 2021;
  • paraplu-bestemmingsplan supermarkten.

Deze plannen zijn vermeld in Bijlage 1 van de regels.

Nadat dit 'Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand' onherroepelijk is geworden is het plan van toepassing naast deze geldende bestemmingsplannen en beheersverordening en zullen de regels van het facetbestemmingsplan als aanvulling op de regels in de geldende planologische regimes gaan gelden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van de toelichting bevat de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Den Helder, waarbinnen dit bestemmingsplan is opgesteld. Hoofdstuk 3 betreft de inhoudelijke omschrijving van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu- en omgevingsaspecten die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet van het plan, waarbij de verbeelding en planregels worden toegelicht. Tot slot volgt in het hoofdstuk 6 een beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. Omgevingskwaliteit is daarmee het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het rijk.  

Nationale belangen 

Met de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen. De eerste drie nationale belangen zijn van een ander, meer overkoepelend karakter, dan de overige. Deze nationale belangen zijn: 

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving. 
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit. 
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties. 
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. 
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften. 
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem. 
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit. 
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving. 
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten. 
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur. 
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen. 
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie. 
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit). 
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater. 
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat. 
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit. 
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie. 
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang. 
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit. 
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij. 

 

Prioriteiten  

Tevens geeft de NOVI richting met behulp van vier prioriteiten: 

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie 
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel 
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's 
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied 

Afwegingsprincipes 

Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als de ondergrond. Zo wordt 'omgevingsinclusief' beleid gevoerd. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes: 

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies 
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal 
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen 

Uitgangspunten voor samenwerking 

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Er wordt gewerkt als één overheid, samen met de samenleving 
  • 2. De opgave staat centraal 
  • 3. Er wordt gebiedsgericht gewerkt 
  • 4. Er wordt permanent en adaptief gewerkt aan de opgaven 

Brede maatschappelijke betrokkenheid is een voorwaarde voor het slagen van gezamenlijke ambities. Daarom wordt in de NOVI tevens aandacht besteed aan participatie. Participatie vraagt om maatwerk per opgave, gebied en bestuurlijke situatie.  

NOVI-gebieden 

Ten slotte worden in de NOVI op vier thema's voorlopig acht zogenaamde NOVI-gebieden benoemd welke onderdeel worden van de Omgevingsagenda. Het Rijk zal in deze gebieden een actieve rol gaan spelen. Deze thema's en bijbehorende gebieden zijn: 

  • Transities van havengebieden in Regio Rotterdam en Amsterdam 
  • Transities landelijk gebied: De Peel en Groene Hart 
  • Energie- en klimaattransities in relatie tot verstedelijking: Groningen en regio Zwolle 
  • Transities in grensoverschrijdende context: Zuid-Limburg en de Zeeuwse havens/Zeeuws Vlaamse kanaalzone.  

Uitvoeringsagenda 

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.  

Zo helpt de NOVI om keuzes te maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan nationale belangen 4 (waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving) en 9 (zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten) en is daarmee in lijn met de Nationale Omgevingsvisie.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro. In de Rarro wordt uitvoering gegeven aan bescherming van de objecten, terreinen of gebieden van nationaal belang waar andere overheden rekening mee moeten houden.

Voor dit bestemmingsplan is voornamelijk het nationaal belang 'Defensie' van toepassing. De locaties voor militaire activiteiten ten behoeve van de krijgsmacht vormen een nationale verantwoordelijkheid. Het directe en indirecte militaire ruimtegebruik is divers en omvat een vlootbasis, kazernes, militaire luchthavens, logistieke inrichtingen, oefen- en schietterreinen op land en op zee, laagvliegroutes,

zend- en ontvangstinstallaties, helikopterlaagvlieggebieden en munitieopslagplaatsen. Het rijk wil voldoende ruimte bieden voor deze activiteiten voor gereedstelling en instandhouding. Deze activiteiten hebben daarbij soms beperkende gevolgen voor andere ruimtelijke functies en zij dienen dan ook zorgvuldig te worden ingepast. Militaire activiteiten moeten waar nodig worden afgestemd op andere nationale belangen zoals de ecologische hoofdstructuur, energienetwerken of nationale economische zwaartepunten. Rondom sommige locaties zijn beperkingenzones aangewezen. Het gaat dan bijvoorbeeld om externe veiligheidscontouren, geluidscontouren, gebieden met bouwhoogtebeperkingen en onveilige zones op zee.

Voor dit facetbestemmingsplan is de militaire luchthaven de Kooy relevant, waarbij vanuit het economische (regionale) belang ook civiel medegebruik mogelijk is gemaakt. Het facetbestemmingsplan maakt niet direct nieuwe bebouwing of nieuwe activiteiten mogelijk die de instandhouding dan wel ontwikkeling van de luchthaven (op zowel militair als civiel gebied) beperkt aangezien de bouwmogelijkheden zijn verankerd in de geldende bestemmingsplannen. Wel biedt het vastleggen van de veiligheidscontour in voorliggend bestemmingsplan meer afwegingsruimte om (beperkt) kwetsbare objecten die een relatie hebben met de nationale veiligheid toe te staan, in relatie tot de plaatsgebonden risicocontour van de naastgelegen gasbehandelingsinstallatie van de NAM.

Conclusie

Voorliggend facetbestemmingsplan wordt niet beperkt door het Barro of de Rarro.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 vastgesteld. In de Omgevingsvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. De visie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden.

Ambities

Het leidende principe van de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving die goed is voor mens, plant én dier. Onder de hoofdambitie, balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd. Hierbij komen de volgende thema's aan bod:

 

Leefomgeving:

  • Klimaatverandering: een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland.
  • Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit betreft bodem,water, lucht, omgevingsveiligheid, geluidsbelasting en ontwikkeling in de ondergrond.
  • Biodiversiteit en natuur: biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere doelen zoals een gezonde leefomgeving kan worden bereikt.

Gebruik van leefomgeving:

  • Economische transitie: een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  • Wonen en werken: vraag en aanbod van woon- en werklocaties moeten beter met elkaar in overeenstemming zijn. Woningbouw moet vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeften en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is het uitgangspunt.
  • Mobiliteit: Inwoners en bedrijven van de provincie Noord-Holland verplaatsen producten of personen effectief, veilig en efficiënt waarbij negatieve gevolgen van mobiliteit op het klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. De provincie zet zich in voor het verwerken van mobiliteitsopties die hieraan bijdragen zoals goede OV-verbindingen, uitstekende infrastructuur voor alle modaliteiten en technologische innovatie.
  • Landschap: het benoemen, behouden en versterken van unieke kwaliteiten van diverse landschappen en cultuurhistorie.

Energietransitie:

De ambitie voor de energietransitie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie. De provincie bied de ruimte aan noodzakelijke energietransitie en de daarvoor benodigde infrastructuur. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de ambities voor verstedelijking en landschap.

5 bewegingen met ontwikkelprincipes

Naast de ambities worden in de Omgevingsvisie vijf samenhangende bewegingen geschetst. Bewegingen die laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die zij willen faciliteren. Hiertoe zijn een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden meegegeven. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • 1. Dynamisch schiereiland: hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie: benut de economische kansen van de energietransitie
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: hierin staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Conclusie

Een gezonde leefomgeving ziet de provincie als een woon-werkomgeving waar men zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde stoffen en veiligheidsrisico's en die een gezonde levensstijl ondersteunt. Het instellen van de veiligheidscontour draagt bij aan het streven naar een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

2.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening NH2020, die in november 2020 in werking is getreden. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De insteek is een eenvoudiger, duidelijker en meer integraal systeem van regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.

De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. De provincie streeft naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijkste belangrijke ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.

Conclusie

Er zijn geen bijzondere omgevingswaarden of instructieregels van toepassing op gebied van externe veiligheid in het plangebied.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Den Helder 2025

Met de Structuurvisie Den Helder 2025, vastgesteld in 2012, wordt beoogd om sturing te geven aan en samenhang aan te brengen in de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen Den Helder in de periode tot 2025. Ruimtelijke ingrepen en voorwaarden die nodig zijn om de strategische doelen te bereiken worden benoemd. De Structuurvisie geeft daarmee de hoofdlijnen van het toekomstig ruimtelijk beleid voor de gemeente Den Helder aan.

Den Helder Airport

Den Helder Airport vormt een belangrijke bestaansvoorwaarde voor de offshore industrie en de groei van de haven in de toekomst. Daarnaast maakt het gebruik voor civiele doeleinden inmiddels een onlosmakelijk deel uit van de luchthaven. Met een werkgelegenheid van 700 á 800 mensen behoort de luchthaven tot de belangrijkste werklocaties van de stad. Al jaren werkt Den Helder samen met Defensie en Den Helder Airport bij de ontwikkeling van de luchthaven. In de visie van de bij de luchthaven betrokken partners zijn er kansen op groei voor luchthaven gerelateerde bedrijvigheid. Deze groei zal de gemeente, binnen de geldende veiligheids- en milieueisen zo goed mogelijk faciliteren. Op deze wijze kan de continuïteit ook voor de langere termijn worden versterkt. Om deze groei te kunnen (blijven) faciliteren heeft Den Helder ruimte nodig. Deze ruimte moet gevonden worden in een gebied vol complexe planologische belemmeringen en uiteenlopende belangen. Daar waar contouren in het kader van de externe veiligheid het toelaten mag de luchthaven bouwen.

Oostoever

Op industriegebied Oostoever wordt in de structuurvisie niet expliciet ingegaan. Wel wordt het belang van de haven van Den Helder benoemd, en de wisselwerking met de bedrijventerreinen en bestaande industrie. Het maritiem cluster wordt gezien als een van de grootste kansen voor Den Helder op verdere economische groei.

Conclusie

Voorliggend facetbestemmingsplan draagt bij aan het verder kunnen ontwikkelen van de Luchthaven, de industrie en het maritiem cluster. Het plan is daarmee in lijn met de structuurvisie.

Hoofdstuk 3 Planomschrijving

Ter plaatse van de gasbehandelingsinstallatie van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op Industriegebied Oostoever, de naastgelegen militaire luchthaven De Kooy en de directe omgeving van deze objecten bestaat behoefte aan meer gebiedsgericht beheer op gebied van externe veiligheid. Het huidige wettelijke instrumentarium op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) maakt dit mogelijk met het instrument van de veiligheidscontour. De gemeente Den Helder heeft in samenwerking met diverse partijen besloten dat het zinvol en noodzakelijk is om voor alle risicovolle activiteiten in het omschreven gebied een veiligheidscontour vast te stellen: Veiligheidscontour Balgzand. Aanleiding hiervoor is geweest dat er enkele knelpunten waren binnen het externe veiligheidsbeleid. Het voornaamste knelpunt is de ligging van een legeringsgebouw van het Ministerie van Defensie op militaire luchthaven De Kooy binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de NAM locatie.

In figuur 3-1 is de ligging van de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de NAM-locatie afgebeeld. Gekozen is voor een ligging van de contour die, naast de plaatsgebonden risicocontour, de gehele Luchthaven beslaat en aan de oostzijde een zone rondom de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour behelst. Deze is hier gelegen op de 10-8 per jaar plaatsgebonden risicocontour. Aan de zuidzijde is ter plaatse van de N250 de veiligheidscontour tegen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour gelegd. Hierdoor is ervoor gezorgd dat deze bestaande risicocontour niet naar het zuiden kan uitbreiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.Veiligheidscontour-ON01_0002.png"

Figuur 3-1: Ligging plangebied (rode lijn) en 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de NAM-locatie (zwarte streeplijn)

Instrument veiligheidscontour

De essentie van een veiligheidscontour is dat binnen de veiligheidscontour ruimte wordt gereserveerd voor risicovolle activiteiten. Buiten de veiligheidscontour is dan ruimte voor andere bestaande, geplande en nieuwe (kwetsbare) ontwikkelingen. Op deze manier wordt voorkomen dat ruimtelijke initiatieven onbedoeld doorkruist worden door bedrijfsuitbreidingen en/of vestigingen van risicovolle activiteiten en vice versa.

Functionele binding

De veiligheidscontour is zodanig vastgesteld en heeft een dusdanige werking dat binnen deze

veiligheidscontour naast inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, art. 14) uitsluitend (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig, geprojecteerd of mogelijk zijn, voor zover deze een functionele binding hebben met energie, offshore, het belang van nationale veiligheid en/of luchthaven, of met het gebied waarvoor de veiligheidscontour wordt vastgesteld. De voorwaarde van functionele binding voor (beperkt) kwetsbare objecten geldt uitsluitend in nieuwe situaties; dus bij vestiging na vaststelling van de veiligheidscontour. Dit is geborgd in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

De definitie is dusdanig gekozen, en vastgelegd in de begripsbepalingen van voorliggend bestemmingsplan, dat de bestaande bebouwing hieronder valt en dat in de toekomst enkel ontwikkelingen mogelijk zijn die een veiligheidsverbetering tot gevolg hebben, dan wel van dusdanig belang is dat het bijdraagt aan het voortbestaan van de Luchthaven en de NAM-locatie. Dit zal in de praktijk voornamelijk herbouw betreffen. Nieuwbouw is enkel wenselijk als dit leidt tot een verbetering van de veiligheid of als dit van economisch belang is.

Consequenties

Door het vaststellen van de veiligheidscontour kan de gemeente Den Helder duidelijkheid bieden over ruimtelijke ontwikkelingen aan burgers. Bovendien biedt een veiligheidscontour flexibiliteit voor het gebied binnen de veiligheidscontour. Zolang de risico's van activiteiten binnen de veiligheidscontour buiten de veiligheidscontour niet groter zijn dan de grenswaarde, zijn deze activiteiten toegestaan en kunnen kleine wijzigingen in de bedrijfsvoering gemakkelijk worden gefaciliteerd. Het voordeel van flexibiliteit geldt ook voor de NAM. Daarnaast is het voor de NAM duidelijk tot waar hun plaatsgebonden risicocontour maximaal mag reiken. Het ministerie van Defensie heeft eveneens voordeel bij de flexibiliteit. Zo kan Defensie ontwikkelingen in relatie tot kwetsbare objecten met een functionele binding binnen de veiligheidscontour gemakkelijker uitvoeren. Het belang van het Ministerie van Defensie is ook dat er duidelijkheid is over de bestaande gebouwen. Deze mogen op de huidige locatie gehandhaafd blijven. Ook is er duidelijkheid over voor welke doeleinden de gebouwen gebruikt mogen worden en dat er ruimte is voor doorontwikkeling, dat er veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn en dat de bewustwording over veiligheid omhoog is gegaan. Tot slot wordt het Ministerie van Defensie nadrukkelijker bij ontwikkelingen binnen dit plan betrokken.

Juridische context

Een veiligheidscontour wordt vastgesteld op basis van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en vastgelegd in het bestemmingsplan op basis van artikel 10 van het Bevi. Ten tijde van het vaststellen van de (gebiedsgerichte) geldende bestemmingsplannen en de beheersverordening als opgenomen in bijlage 1 bij de regels was het Bevi nog niet van toepassing op de NAM-locatie. Inmiddels is dit wel het geval. Daarom kan nu gebruik gemaakt worden van het instrument veiligheidscontour.

De veiligheidscontour kan ook een juridische oplossing zijn voor knelpunten in de bestaande situatie. De feitelijke veiligheidssituatie verandert hierdoor niet. Wel heeft het proces om te komen tot een veiligheidscontour bijgedragen aan bewustwording over de risico's in het gebied. Ook zijn maatregelen getroffen om de risico's en bijbehorende effecten te beperken. Het proces om te komen tot een juridische oplossing heeft dus geresulteerd in een feitelijke verbetering van de veiligheidssituatie.

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is om deze veiligheidscontour planologisch te verankeren en daarmee het doel en de werking van de veiligheidscontour te laten gelden naast de in het gebied geldende bestemmingsplannen en beheersverordening.

Omgevingswet

Op afzienbare termijn treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Parallel aan de inwerkingtreding van de wet wordt het externe veiligheidsbeleid gemoderniseerd. Het principe van de veiligheidscontour blijft gehandhaafd. Wel verandert de naam in "risicogebied".

Besluit veiligheidscontour Balgzand

De eerste stap richting een veiligheidscontour is het formeel vaststellen van de veiligheidscontour. Dit gebeurt door het bevoegd gezag ruimtelijke ordening (gemeente Den Helder) en het bevoegd gezag milieu (ministerie van Economische Zaken en Klimaat). Bij het vaststellen van de veiligheidscontour wordt onder meer de exacte ligging bepaald en wordt aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan het begrip functionele binding. Dit gebeurt in het besluit veiligheidscontour Balgzand. De veiligheidscontour moet zijn vastgesteld voordat de veiligheidscontour wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Bij het proces om de veiligheidscontour vast te stellen worden belanghebbende partijen betrokken, namelijk de partijen die betrokken zijn bij het project om te komen tot de veiligheidscontour: NAM, Ministerie van Defensie, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Staatstoezicht op de Mijnen, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het Rijksvastgoedbedrijf.

Werking voorliggend bestemmingsplan

Zoals eerder omschreven, biedt het instellen van een Veiligheidscontour diverse voordelen voor partijen in en in de omgeving van het plangebied. In de planregels van voorliggend bestemmingsplan is geregeld dat (beperkt) kwetsbare object binnen de Veiligheidscontour zijn toegestaan, mits deze functioneel gebonden zijn. Het is daarentegen niet zonder meer toegestaan om risicobronnen te vestigen of deze uit te breiden. Dit is in de planregels verboden, waarbij het bevoegd gezag de mogelijkheid is geboden hier gemotiveerd van af te laten wijken middels een separate procedure. Op die wijze zal er altijd een nadere afweging plaatsvinden of die nieuwe ontwikkeling die de veiligheidssituatie potentieel doet wijzigen wel haalbaar en uitvoerbaar is. Tevens wordt door de planologische verankering van de Veiligheidscontour voorkomen dat nog saneringssituaties ontstaan. Doordat de functies binnen voorliggend facetbestemmingsplan functioneel gebonden zijn, betreft dit ook bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten. Deze zijn toegestaan op basis van dit bestemmingsplan. Eventuele toekomstige wijzigingen van meet-en rekensystematiek of wetswijzigingen doen hier niets aan af.

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

Voorliggend facetbestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen en beheersverordening ter plaatse van het plangebied. Om die reden zijn milieu- of omgevingsonderzoeken niet nodig. Enkel op gebied van externe veiligheid is onderzoek uitgevoerd ter onderbouwing van de verantwoording van het groepsrisico. De externe veiligheidsonderzoeken worden hierna toegelicht.

4.1 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de productie, opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het geval van een verandering bij de risicobron of in de omgeving daarvan dient een afweging te worden gemaakt over de externe veiligheidssituatie. Hierbij dienen risicobronnen in het plangebied en in de omgeving ervan in kaart gebracht te worden en getoetst te worden aan de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van tien of meer personen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Beschouwing risicobronnen

Door middel van onderzoek is inzichtelijk gemaakt dat binnen het plangebied de volgende risicobronnen relevant zijn voor de in dit facetbestemmingsplan voorziene ontwikkelingen:

  • Gasbehandelingsinstallatie (GBI) NAM Den Helder;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N250;
  • Hogedruk aardgastransportleidingen.


Voor deze risicobronnen is in het onderzoek inzicht gegeven in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het bevoegd gezag heeft de verplichting het groepsrisico van de relevante risicobronnen te verantwoorden.

Het onderzoek voor dit bestemmingsplan is vervat in meerdere rapportages, die in samenhang gelezen moeten worden. De volgende rapportages zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen:

  • Bijlage 1: Veiligheidscontour Balgzand - Deel 1 (Royal HaskoningDHV, 11 april 2023);
  • Bijlage 2: Onderzoek externe veiligheid en elementen verantwoording groepsrisico veiligheidscontour Balgzand - Deel 2 (Royal HaskoningDHV, 11 april 2023). In dit Deel 2 is tevens de kwantitatieve risicoanalyse opgenomen (QRA Rapport Den Helder 2022, Risktec, 7 maart 2023).

De voor het bestemmingsplan relevante samenvatting van het onderzoek is hierna opgenomen.

Beoordeling plaatsgebonden risico en groepsrisico

GBI NAM:

  • Er wordt niet voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico omdat binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar kwetsbare objecten liggen. Dit is een saneringssituatie.
  • Het groepsrisico van de GBI wordt overschreden en ligt op 364 maal de oriëntatiewaarde op basis van de bestemmingsplancapaciteit. Van belang hierbij is dat in de groepsrisicoberekening ook de niet gerealiseerde bestemmingsplancapaciteit is meegenomen. Dat betekent dat het berekende groepsrisico het hoogst mogelijke risico is. Het daadwerkelijk gerealiseerde groepsrisico ligt op 20 maal de oriëntatiewaarde, dus aanmerkelijk lager.

N250:

  • De N250 heeft geen plaatsgebonden risicocontour PR10-6.
  • Over de N250 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Gebaseerd op het aantal transporten ligt het groepsrisico in de huidige situatie onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Hogedruk aardgastransportleiding W-574-03:

  • De hogedruk aardgasleidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar.
  • Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde.

Veiligheidscontour (Artikel 14 Bevi)

Voor het facetbestemmingsplan ten behoeve van de artikel 14 Bevi veiligheidscontour is enkel de GBI van de NAM relevant. Het doel van de veiligheidscontour is om de saneringssituatie op te heffen.

De veiligheidscontour biedt hiertoe de mogelijkheid om (beperkt) kwetsbare objecten, mits functioneel gebonden toe te staan binnen de PR10-6 contour van de NAM.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het bevoegd gezag (gemeente Den Helder) heeft conform artikel 13 van het Bevi de verplichting het groepsrisico ten gevolge van de GBI te verantwoorden. In dit proces is een afweging gemaakt hoe om te gaan met de aanwezige risico's. Daaruit blijkt onder andere dat de bestaande bebouwing (legeringsgebouw) voldoende bescherming biedt voor de daarin aanwezige personen. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord zal overigens nog aanvullend adviseren over betreffende de voorzieningen voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. In samenwerking met de stakeholders is binnen de veiligheidscontour een interne zonering vastgesteld om zodoende het beschermingsniveau binnen de veiligheidscontour planologisch te organiseren. Daarnaast worden mogelijk aanvullende maatregelen vastgelegd in een convenant met de betreffende stakeholders (zoals de NAM en Defensie). Het convenant wordt verder vormgegeven bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Met de uitvoering van het convenant is het groepsrisico voldoende verantwoord.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat de saneringssituatie ten gevolge van de GBI wordt opgelost door het instellen van een Artikel 14 Bevi contour met een interne zonering.

In aanvulling daarop wordt een convenant vastgesteld. Daarmee is de uitvoerbaarheid van het plan in het kader van externe veiligheid voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies zijn toegestaan en hoe deze gronden mogen worden bebouwd.

Dit plan betreft een facetbestemmingsplan waarmee een veiligheidscontour wordt doorvertaald naar de relevante geldende bestemmingsplannen. De regels in dit bestemmingsplan vormen een aanvulling op de regels in de geldende bestemmingsplannen en beheersverordening. Het plan regelt op welke locaties binnen het plangebied beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten en risicobronnen gevestigd of uitgebreid mogen worden.

5.2 Toelichting op de regels

Artikel 1 Reikwijdte

Met dit artikel is geregeld dat de met dit facetbestemmingsplan gemoeide regels van toepassing worden verklaard op de geldende bestemmingsplannen ter plaatse van voorliggend facetbestemmingsplan. Voor het overige blijven de regels van de onderliggende geldende bestemmingsplannen van toepassing.

Artikel 2 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regels.

Artikel 3 Aanduidingsregels externe veiligheid

3.1 Aanduiding 'overige zone - veiligheidscontour'

Sub a staat ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen 'overige zone - veiligheidscontour' beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten indien deze functioneel gebonden zijn. Het betreft activiteiten of objecten die een directe of indirecte relatie hebben met energie, offshore, het belang van nationale veiligheid en/of luchthaven, dan wel met de overige toegelaten functies in het plangebied.

Sub b bevat een verbod op het vestigen van een risicobron of het uitbreiden van een bestaande risicobron binnen de 'overige zone - veiligheidscontour'. De regeling is erop gericht om een te hoog veiligheidsrisico door toevoeging van nieuwe risicobronnen of uitbreiding van risicobronnen te voorkomen.

3.2 Aanvullende bepalingen

Sub a bevat een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om onder voorwaarden af te wijken van de verbodsbepaling in het eerste lid, sub b. De belangrijkste voorwaarde betreft wederom de functionele binding. Tevens zal aangetoond moeten worden dat bij de vestiging van een nieuwe risicobron of uitbreiding van een risicobron binnen de veiligheidscontour sprake is van goede ruimtelijke ordening en een uit oogpunt van externe veiligheid haalbare en uitvoerbare ontwikkeling. Daartoe zijn enkele aanvullende voorwaarden opgenomen, zoals het inwinnen van adviezen bij respectievelijk de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en het Ministerie van Defensie. Het betrekken van laatstgenoemde instantie bij ontwikkelingen vloeit mede voort uit het in paragraaf 4.1 vermelde convenant. Een bijzondere voorwaarde is opgenomen in sub a, onderdeel 6. Daarin is bepaald dat de afwijkingsbevoegdheid niet kan worden toegepast voor een risicobron die zich niet bevindt binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijfsvoering NAM'.

Sub b geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om af te wijken van de voorwaarde in sub a onderdeel 5. De daarbij gestelde voorwaarden heeft als doel te voorkomen dat risicocontouren als gevolg van nieuwe risicobronnen of uitbreiding van risicobronnen op de gronden van NAM, de bestaande 10-6 risicocontour van de GBI installatie van NAM overschrijdt, of dat een 10-6 risicocontour over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten komen te liggen van de bestemmingen 'Maatschappelijk - Militairluchthaven' en 'Verkeer - Luchthaven' van het bestemmingsplan Luchthaven 2013.

Sub c regelt dat het bepaalde in sub a, onderdeel 5 en sub b niet van toepassing zijn op een nieuwe risicobron, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicobron, wanneer deze van nationaal belang is voor de energievoorziening.

Sub d biedt de mogelijkheid om de risicocontour van de GBI installatie te wijzigen als een nieuwe rekenmethodiek daarvoor aanleiding geeft. Het wijzigen van een risicoberekeningsmethodiek zal niet acuut tot saneringssituaties leiden. Pas bij het nemen van een nieuw besluit (in het kader van het bestemmingsplan of de vergunning van een risicobron) zal die methodiek moeten worden toegepast.

Mocht er op dat moment toch een knelpunt ontstaan, louter als gevolg van de gewijzigde risicoberekeningsmethodiek, dan biedt sub d daarvoor een oplossing.

Artikel 4 Voorrangsregel

In artikel 4 is geregeld dat indien de planregels van dit facetbestemmingsplan strijdig zijn met de planregels van andere geldende bestemmingsplannen of beheersverordening, dat de regels van dit facetbestemmingsplan prevaleren.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Opname van deze regel volgt uit artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 6 Overgangsrecht

De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro. De gebouwen en overige bouwwerken die in strijd met het voorliggende plan binnen het plangebied aanwezig zijn zullen met de inwerking van het plan onder het overgangsrecht worden gebracht. De bestaande gebouwen die in het nieuwe plan buiten de bouwvlakken vallen blijven daarmee in het nieuwe plan toegestaan tot deze worden gesloopt.

Artikel 7 Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij de kosten anderszins verzekerd zijn. In artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwplannen aangewezen als bedoeld in artikel 6.12. Wro. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk. Derhalve is er geen wettelijke verplichting om een exploitatieplan vast te stellen.


Wat betreft de financiële uitvoerbaarheid geldt dat met plan alleen de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn gemoeid. Deze worden gedragen door de gemeente Den Helder.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder e. van het Bro moet in de toelichting van het (ontwerp)bestemmingsplan een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn neergelegd. Ten aanzien hiervan geldt dat dit bestemmingsplan en het Besluit veiligheidscontour Balgzand is voorbereid in een samenwerking tussen NAM, Ministerie van Defensie, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Staatstoezicht op de Mijnen, Veiligheidsregio NHN, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en het Rijksvastgoedbedrijf.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien het specifieke karakter van dit plan is het bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende partijen:

  • Veiligheidsregio Noord-Holland Noord;
  • Provincie Noord-Holland;
  • Ministerie van Defensie;
  • Gasunie.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Tijdens deze periode kan een ieder zijn of haar zienswijze indienen.