direct naar inhoud van Regels
Plan: Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.Veiligheidscontour-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Reikwijdte

Het 'Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand' heeft betrekking op de gronden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen de beheersverordening en bestemmingsplannen als opgenomen in Bijlage 1, voor zover gelegen binnen de plangrens van dit facetbestemmingsplan.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand met identificatienummer NL.IMRO.0400.Veiligheidscontour-ON01 van de gemeente Den Helder;

2.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

2.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

2.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.6 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;

2.7 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;

2.8 beheersverordening

een planologische beheerregeling voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, zoals bedoeld in artikel 3.38, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

2.9 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

2.10 bestaand:

op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig;

2.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

2.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

2.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

2.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

2.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

2.17 externe veiligheid

de kans om buiten een risicobron te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

2.18 functionele binding

een directe of indirecte relatie met energie, offshore, het belang van nationale veiligheid en/of luchthaven, of met het plangebied;

2.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.20 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

2.21 groepsrisico:

de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron en een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

2.22 kwetsbaar object:

kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

2.23 luchthaven:

een terrein geheel of gedeeltelijk bestemd voor het opstijgen en het landen van luchtvaartuigen met inbegrip van:

  • a. de daarmee verband houdende bewegingen van luchtvaartuigen op de grond,
  • b. de afwikkeling van het in de aanhef en onder a bedoelde luchtverkeer, of
  • c. bedrijfsmatige activiteiten die samenhangen met de afwikkeling van het in de aanhef en onder a bedoelde luchtverkeer;
2.24 nationale veiligheid:

De nationale veiligheid is in het geding als één of meer vitale belangen van de Nederlandse staat en/of samenleving zodanig bedreigd worden dat sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting.

2.25 offshore:

geheel van economische activiteiten waarbij grondstoffen en/of energie op zee worden gewonnen, inclusief de aanleg en het onderhoud van de hiervoor benodigde infrastructuur;

2.26 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

2.27 plaatsgebonden risicocontour 10-6:

contour waarbinnen de berekende kans per jaar van 1 op 1.000.000 betreft, dat een onbeschermd persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft;

2.28 risicobron:

een bron zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

2.29 veiligheidscontour:

een veiligheidscontour als bedoeld in artikel 14 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

2.30 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Aanduidingsregels externe veiligheid

3.1 Aanduiding 'overige zone - veiligheidscontour'
  • a. Beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zijn ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veiligheidscontour' slechts toegestaan voor zover het gaat om functioneel gebonden objecten.
  • b. Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veiligheidscontour' verboden om:
    • 1. een risicobron te vestigen;
    • 2. een bestaande risicobron uit te breiden.
3.2 Aanvullende bepalingen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, sub b en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het gaat om objecten of activiteiten die een functionele binding hebben;
    • 2. de geografische ligging van de plaatsgebonden risicocontour van een nieuwe risicobron of uitbreiding van een bestaande risicobron de aanduiding 'overige zone - veiligheidscontour' niet overschrijdt;
    • 3. het groepsrisico is verantwoord voor zover het gaat over de toevoeging van nieuwe risicobronnen;
    • 4. advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord;
    • 5. advies is ingewonnen bij het Ministerie van Defensie;
    • 6. de risicobron zich niet bevindt binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijfsvoering NAM'.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub b juncto 3.2 sub a, onderdeel 6 en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijfsvoering NAM' toestaan, mits:
    • 1. de geografische ligging van de PR 10-6 risicocontour van een nieuwe risicobron of de uitbreiding van een bestaande risicobron de aanduiding 'overige zone - NAM GBI-contour' niet overschrijdt, en
    • 2. is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2 sub a, onderdelen 1 t/m 5.
  • c. Voor zover een nieuwe risicobron of de uitbreiding van een bestaande risicobron van nationaal belang is voor de energievoorziening is het bepaalde in artikel 3.2 sub a, onderdeel 6 en artikel 3.1 sub b niet van toepassing.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van de 'overige zone - NAM GBI-contour' wijzigen voor zover dat nodig is met het oog op een nieuwe risicoberekeningsmethodiek.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Voorrangsregel

De regels van het voorliggende facetbestemmingsplan prevaleren in geval van strijdigheid met een geldende beheersverordening of bestemmingsplan zoals genoemd in Bijlage 1 bij deze planregels. 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten

beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken en gebouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Veiligheidscontour Balgzand'.