direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Julianadorp Zuid-Oost 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.516BPJULIANADORPZO-VA01

Artikel 3 Agrarisch

 

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;

b.    gebouwen ten behoeve van:

1.    het agrarische bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.    bedrijfswoningen;

c.    bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

d.    fietspaden;

met de daarbijbehorende:

e.    agrarische gronden;

f.     nutsvoorzieningen;

g.    paden;

h.    waterlopen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

-       op of in deze gronden mogen alleen binnen de terreinmaat bij de bestemming behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de terreinmaat bedraagt 1 hectare en omvat in ieder geval het bouwvlak. De terreinmaat heeft een maximale breedte van 100,00 m en een maximale diepte van 125,00 m;

b.    per agrarisch bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;

c.    de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 650 m³ bedragen;

d.    de goothoogte van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 5,50 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10,00 m bedragen;

f.     de dakhelling van een bedrijfsgebouw mag niet minder dan 15° en niet meer dan 45° bedragen;

g.    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 100 m² bedragen;

h.    de goothoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

i.      de bouwhoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag niet meer dan 5,50 m bedragen;

j.      de goothoogte van trek of hobbykassen mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

k.    de bouwhoogte van trek of hobbykassen mag niet meer dan 6,00 m bedragen.

3. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

c.    een windturbine mag uitsluitend worden geplaatst binnen een terreinmaat;

d.    een windturbine mag uitsluitend worden geplaatst onder de voorwaarde dat de afstand van de windturbine tot gevoelige bestemmingen minimaal zesmaal de hoogte van de windturbine bedraagt;

e.    de hoogte van windturbines mag niet meer dan 15,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van windturbines op gebouwen niet meer dan 7,00 m mag bedragen;

f.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,50 m bedragen.

3. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 3.2.2. sub b. en toestaan dat bij een agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

-       de ontheffing op grond van lid 3.6. is verleend;

b.    het bepaalde in lid 3.2.2. sub d. en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd tot maximaal 6,50 m;

c.    het bepaalde in lid 3.2.2. sub e. en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd tot maximaal 11,00 m.

3. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan één bedrijfswoning per bedrijf;

c.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.

3. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 3.5. sub b. en toestaan dat bij een agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

1.    de bedrijfswoning wordt gebouwd binnen een afstand van 20,00 m ten opzichte van de eerste bedrijfswoning, tenzij dit niet mogelijk is dan wordt de tweede bedrijfswoning gebouwd binnen een afstand van 20,00 m ten opzichte van een bedrijfsgebouw met een minimale oppervlakte van 100 m²;

2.    dit noodzakelijk is voor het toezicht;

3.    door de aanvrager expliciet wordt onderbouwd waarom in de gegeven omstandigheden een tweede bedrijfswoning is gerechtvaardigd.

3. 7.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

 

-       de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied’;

2.    voorafgaand aan de ontwikkeling van het gebied in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gepleegd met het waterschap;

3.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.