direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad van Den Helder het bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011' vastgesteld. Onderdeel van het plangebied van dat bestemmingsplan is de locatie waar de nieuwe wijk Willem Alexanderhof wordt ontwikkeld. Voor een aantal delen van de nieuwe wijk Willem Alexanderhof was de concrete invulling op het moment van het opstellen van dat bestemmingsplan nog niet bekend. Om deze reden is voor enkele delen van het plangebied van het bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011' een uit te werken bestemming opgenomen. Voor een groot deel van de nieuwe wijk Willem Alexanderhof is inmiddels een concrete invulling bekend. Het plan wordt in fases uitgevoerd. Voor het noordelijk deel van uitwerkingsgebied 4 is reeds een uitwerkingsplan vastgesteld. Onderhavig uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van het zuidelijke deel van uitwerkingsgebied 4 en de uitwerking van uitwerkingsgebied 1.

In het stedenbouwkundigplan van de gemeente wordt de uitwerking van uitwerkingsgebied 1 aangeduid als fase 2.0 en de uitwerking van het zuidelijk deel van uitwerkingsgebied 4 maakt onderdeel uit van fase 3.1.

Het uitwerkingsplan Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1 voorziet in een juridisch-planologische regeling om de beoogde invulling van uitwerkingsgebied 1 en het zuidelijk deel in uitwerkingsgebied 4 mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van Julianadorp in de gemeente Den Helder. Het gebied ten noorden van het plangebied betreft een nieuwbouwlocatie voor woningen en maakt onderdeel uit van de nieuwe wijk 'Willem Alexanderhof'. Het gebied ten oosten van het plangebied en de omringende omgeving, wordt met name gebruikt voor bollenteelt. Aan de zuidzijde van het plangebied liggen gronden die tevens beoogd zijn voor woningbouw als onderdeel van de nieuwe wijk Willem Alexanderhof. Ten zuiden van het plangebied van fase 2.0 is een openlucht ijsbaan gelegen.

Ten zuiden en ten oosten van het plangebied ligt de verkeersverbinding de Zuiderhaaks. Deze weg verbindt Julianadorp met de ten oosten gelegen Rijksweg (N9).

De plangebieden van fase 2.0 en fase 3.1 worden van elkaar gescheiden door de Koningin Máximalaan die overgaat in de Akkerbouwstraat. Het plangebied van fase 2.0 wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door een watergang.

Navolgende afbeeldingen tonen de globale ligging en begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Globale ligging plangebied (wit omcirkeld, bron: Google Earth)

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Globale begrenzing plangebied (wit omkaderd, fase 2.0 westen, deel fase 3.1 oosten, bron: Google Earth)

Voor de exacte ligging en begrenzing van het plangebied dient de digitale verbeelding behorend bij dit uitwerkingsplan te worden geraadpleegd.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de gronden van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Den Helder vastgesteld op 19 december 2011. Dit bestemmingsplan is het moederplan voor voorliggend uitwerkingsplan. Waar in de toelichting het begrip 'moederplan' wordt gebruikt, wordt het bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011' bedoeld. Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Woongebied - uit te werken'. Ter plaatse van fase 3.1 is het plangebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - uitwerkingsgebied 4' en er ligt een maatvoering met een maximum bouwhoogte van 12 meter en een maximum goothoogte van 6 meter. De gronden van fase 2.0 zijn voorzien van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - uitwerkingsgebied 1' en een maximum bouwhoogte van 12 meter en een maximum goothoogte van 6 meter.

Daarnaast gelden de volgende uitwerkingsregels voor beide deelplannen:

  • a. het maximum te realiseren wooneenheden mogen niet meer bedragen dan binnen de afzonderlijke wro-zone-uitwerkingsgebied 1 tm 6 staat aangegeven middels de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
  • b. voor gebouwen geldt een maximum goot- en bouwhoogte zoals aangeduid met de aanduiding ‘maximale goot- en bebouwingshoogte (m)’;
  • c. voldaan moet worden aan de parkeernorm conform bijlage B;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen in het uitwerkingsplan een regeling opnemen die hen bevoegd verklaart ontheffing te verlenen voor het overschrijden van het maximum aantal woningen met niet meer dan 10% van het binnen de aanduiding wro-zone-uitwerkingsplan genoemde maximum aantal woningen mits het totaal aantal toegestane woningen binnen de wro-zone-uitwerkingsplan 1 tm 6 niet wordt overschreden;
  • f. de geluidsbelasting op de gevels van woningen mag:
      • maximaal 48 dB Lden bedragen vanwege wegverkeerslawaai van de weg Zuiderhaaks.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

      • de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 9,00 m bedragen.

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. Het plangebied is rood omkaderd. Voor fase 2.0 zijn de twee bestaande woonpercelen uitgespaard, deze maken geen onderdeel uit van het uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0003.jpg"

Afbeelding 1.3 Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011' (plangebied rood omkaderd, bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Er zijn maximaal 149 wooneenheden toegestaan binnen de wro-zone-uitwerkingsgebied 4 waar fase 3.1 onderdeel van uitmaakt. In het ten noorden gelegen uitwerkingsplan Willem Alexanderhof fase 4.2 (2018) zijn reeds 94 wooneenheden toegestaan. Daarmee zijn er maximaal 55 wooneenheden toegestaan binnen het resterende deel van wro-zone -uitwerkingsgebied 4. In het betreffende deel van fase 3.1 zijn 17 woningen beoogd. Daarmee is de ontwikkeling in lijn met het aantal toegestane woningen. Eén woning aan de oostzijde van deelplan 3.1 maakt geen onderdeel uit van onderhavig uitwerkingsplan. Deze woning valt binnen de geluidszone van de Zuiderhaaks. Hiervoor wordt, net als voor de overige woningen langs de Zuiderhaaks, en enkele woningen die zich tussen fase 2.0 en fase 3.1 bevinden, naar verwachting een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.

In wro-zone - uitwerkingsgebied 1 geldt een maximaal aantal wooneenheden van 87. In fase 2.0 worden in totaal 80 woningen gerealiseerd. Echter vallen negen van de geplande woningen niet geheel binnen de grenzen van Wro-zone - uitwerkingsgebied 1. Voor deze negen woningen wordt, zoals hiervoor al benoemd, mogelijk een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen, omdat deze grotendeels op als water en groen bestemde gronden geprojecteerd zijn of binnen het bestaande woonperceel vallen.

Het totaalaantal woningen dat juridisch planologisch wordt gemaakt met onderhavige uitwerkingsplan betreft daarmee 97 (17+80).

1.4 Leeswijzer

Voorliggend uitwerkingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, planregels en een toelichting. De digitale verbeelding en de planregels vormen samen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied.

De bestemmingen zijn geometrisch bepaald en worden digitaal verbeeld en vastgesteld. Daarnaast zijn de bestemmingen voorzien van planregels ten aanzien van bouwen en gebruik. Deze regels bepalen de randvoorwaarden waarbinnen fase 2.0 en fase 3.1 van de woonwijk 'Willem Alexanderhof' kunnen worden gerealiseerd. Het uitwerkingsplan gaat daarnaast vergezeld van voorliggende toelichting. De toelichting dient als onderbouwing van het plan en kent geen rechtstreeks juridisch bindende werking.

De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het project Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1, waarin de huidige situatie en de beoogde situatie in het plangebied aan bod komen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de relevante, geldende ruimtelijke beleidskaders zover deze zijn gewijzigd sinds de vaststelling van het moederplan. In hoofdstuk 4 komen de verschillende relevante omgevingsaspecten aan bod, waarbij de resultaten van diverse onderzoeken worden uitgelicht. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de regels van het uitwerkingsplan. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1

2.1 Inleiding

In Julianadorp Oost wordt de nieuwe woonwijk Willem Alexanderhof ontwikkeld. De realisatie van Willem Alexanderhof vindt plaats in een aantal verschillende fasen. Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op fase 2.0 en fase 3.1 van Willem Alexanderhof.

2.2 Bestaande situatie in het plangebied

Het plangebied van Willem Alexanderhof voor fase 2.0 en fase 3.1 is in de huidige situatie onbebouwd braakliggend terrein. De ontwikkeling sluit aan op de noordelijk gelegen woningbouwontwikkeling van fase 1.0, fase 4.1 en fase 4.2. De voorbereiding voor de ontwikkeling is voor een deel (de noordelijke rand van fase 2.0 en fase 3.1) reeds getroffen: deze gronden zijn voorbelast. Wanneer de grond van deze percelen ter voorbelasting verplaatst wordt naar zuidelijker gelegen gronden, worden de noordelijke percelen bouwrijp gemaakt. Vanuit de noordelijke rand wordt dit deel van Willem Alexanderhof dan ook gebouwd.

Navolgende afbeeldingen tonen de huidige situatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0004.jpg"

Afbeelding 2.1 Huidige situatie plangebied fase 2.0 (bron: Google Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0005.jpg"

Afbeelding 2.2 Huidige situatie plangebied fase 2.0 (bron: Google Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0006.jpg"

Afbeelding 2.3 Huidige situatie plangebied fase 3.1: met voorbelasting (bron: Google Street View)

2.3 Beoogde situatie in het plangebied

Stedebouwkundige opzet

In de beoogde situatie wordt het plangebied omgevormd tot deelgebieden van de nieuwe woonwijk Willem Alexanderhof. Het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan heeft betrekking op twee uitwerkingsgebieden, te weten: uitwerkingsgebied 1 en een gedeelte van wro-zone - uitwerkingsgebied 4.`

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0007.png"

Afbeelding 2.4 Beoogde situatie woonpercelen fase 2.0 (west) en 3.1 (oost). Plangebied blauw omkaderd. Zuidoostelijk deel buiten plangebied is indicatief

Willem Alexanderhof bestaat uit verschillende kleine buurten met iedere een eigen karakter en opzet. Een van die buurten is fase 2. Deze buurt ligt ingeklemd tussen fase 1, de IJsbaan, het bestaande dorp (landbouwstraat) en de Akkerbouwstraat. De bosrand die om de IJsbaan heen ligt, gaat deel uitmaken van een nieuwe en belangrijke groenstructuur die de buurt ingetrokken wordt. Bijna alle woningen in fase 2 liggen aan deze groenstructuur. Verder sluit de buurt nauwgezet aan op de omgeving en worden overal duidelijke voor en achterkanten gecreëerd. Dit stimuleert de sociale interactie op straat en sluit aan bij de opbouw van de oude dorpskern. In de buurt komt veel groen in de vorm van bomen, gazon, kruidig gras en vaste planten. Dit groen wordt ook ingezet als waterinfiltratie gebieden. Al het water dat in de openbare ruimte valt, wordt geïnfiltreerd in dit groen. Onder andere vruchtdragende bomen en kruidige bermen dragen bij aan een betere biodiversiteit in de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0008.png"

Afbeelding 2.5: stedebouwkundige schets fase 2.0

Aan de zuidzijde van de watergang komt over de gehele lengte, tussen de Landbouwstraat en de Zuiderhaaks, een autoluwe straat die fase 2 en fase 3.1 aan het bestaande dorp knoopt. De woningen aan deze straat zijn allemaal georiënteerd op het water, vergelijkbaar met de woningen in fase 1. De straat wordt bij de aansluiting op het oude dorp afgesloten voor autoverkeer.
Hierdoor ontstaat een vriendelijke en levendige straat die het hart van geheel Willem Alexanderhof vormt en vooral gebruikt zal gaan worden door de fietser en voetganger.

Programma

Voor wro-zone - uitwerkingsgebied 1 (fase 2.0) zijn 80 woningen voorzien. Aansluitend aan de oostzijde van het uitwerkingsgebied zijn nog eens 9 woningen beoogd. Deze woningen vallen binnen de bestemming 'Groen' en 'Water'. Daarmee maken deze woningen geen onderdeel uit van voorliggend uitwerkingsplan. Daarnaast vallen twee woningen ten oosten van het oostelijk gelegen bestaande woonperceel buiten dit uitwerkingsplan.

Voor het zuidelijke deel van wro-zone - uitwerkingsgebied 4 (fase 3.1) zijn 17 woningen gepland. Ten oosten van het plangebied van deze fase is nog één woning voorzien. Deze woning valt binnen de geluidszone van de Zuiderhaaks. In het moederplan is een bepaling opgenomen die de maximale geluidsbelasting van 48 dB(A) op geluidgevoelige gevels toestaat. In de regels van het moederplan is geen mogelijkheid opgenomen om met een 'hogere waarde besluit' af te wijken van deze maximale geluidsbelasting. Voor deze en de overige woningen (deel fase 4.2 en zuidelijker) die binnen de geluidszone van de Zuiderhaaks vallen, wordt een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Voorliggend uitwerkingsplan voorziet daarmee in 97 grondgebonden woningen, verdeeld over verschillende woningtypes (tussenwoning, hoekwoning, 2-onder-1-kap woning, patiowoning en vrijstaande woning). Hiermee wordt een gedifferentieerd woningaanbod gecreëerd.

Ruimtelijke structuur

De plannen voor Willem Alexanderhof voorzien in een duidelijke waterstructuur. Deze is voor een groot deel reeds gerealiseerd, in verband met de kwantitatieve compensatie opgave vanuit voorgaande fasen. De reeds gerealiseerde watergangen blijven met de beoogde ontwikkeling van onderhavige deelgebieden grotendeels gehandhaafd en hier wordt verder op voort gebouwd. De watergangen vormen tevens de basis voor de groenstructuur in het plangebied. Een belangrijke pijler binnen deze fasen is de groene as, lopend van west naar oost.

Binnen het plangebied worden nieuwe ontsluitingswegen aangelegd. Aan de noordzijde sluiten de wegen aan op de Landbouwstraat en in oostelijke en zuidelijke richting sluiten de wegen aan op de Zuiderhaaks. Parkeren wordt deels op eigen terrein (eigen kavel of parkeerkoffers) en deels op openbaar terrein (parkeren langs de weg) voorzien.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Voor het beleidskader wordt verwezen naar de toelichting bij het moederplan: bestemmingsplan 'Julianadorp Oost 2011' met identificatienummer NL.IMRO.0400.513BPJDORPOOST2011-VST1. Enkel gewijzigd of nieuw relevant beleid, dat niet in het moederplan is verwerkt, is in dit beleidskader opgenomen.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

In de SVIR zijn de nationale belangen geformuleerd. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's.


Planspecifiek
Het plangebied is op de kaart van de SVIR aangewezen als 'militaire luchtvaartterreinen'. Het betreft hier het obstakelgebied rondom Vliegkamp De Kooy. In paragraaf 3.2.2 wordt hier nader op in gegaan.

Met het planologisch mogelijk maken van een woonwijk is het uitwerkingsplan niet in strijd met de doelen uit de SVIR. De SVIR vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd, is in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (hierna: Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn nationale belangen vastgelegd waar provincies en gemeenten rekening mee moeten houden als zij inpassingsplannen en bestemmingsplannen opstellen.


Planspecifiek
Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan bevindt zich in het obstakelgebied rondom Vliegkamp De Kooy. Dit gebied heeft betrekking op het nationaal belang 'ruimte voor militaire terreinen en activiteiten'. In het Besluit militaire luchthavens zijn regels opgenomen met betrekking tot maximale hoogte van objecten (Artikel 16). In Bijlage 4 Kaart obstakelbeheergebied vliegfunnel en IHCS uit het Luchthaven Besluit De Kooy is de maximaal toelaatbare hoogte van obstakels weergegeven. Hieruit blijkt dat voor een groot deel van het plangebied de maximaal toelaatbare hoogte 46 meter is voor objecten. In de uitwerkingsregels is reeds opgenomen dat de bouwhoogte voor het plangebied maximaal 12 meter is. Daarmee wordt de maximaal toelaatbare hoogte niet overschreden.

De ontwikkeling die met dit uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt heeft geen negatieve gevolgen voor een nationaal belang. Het voorliggende uitwerkingsplan is niet in strijd met de regels van het Barro.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. In het Bro is daarvoor de Ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Hierbij moet ten eerste de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling worden beschreven en ten tweede moet bij buitenstedelijke ontwikkelingen worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk plaats kan vinden.

Er is in principe sprake van een stedelijke ontwikkeling indien het een project betreft voor de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Bij de beoordeling of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gekeken of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als een nieuw ruimtelijk besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was of volgens het voorheen geldende planologische regime kon worden gerealiseerd.

Planspecifiek

Ten tijde van vaststelling van het moederplan was de Ladder voor duurzame verstedelijking nog niet verplicht. Het plangebied betreft een afgebakend gebied dat in het moederplan reeds is aangewezen als locatie voor woningbouw. Omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar een tot nu toe onbenutte planologische mogelijkheid, is voor dit uitwerkingsplan de Ladder niet verplicht. Dit laat echter onverlet dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Met het oog op de succesvolle verkoop van voorgaande fasen van Willem Alexanderhof, is het de verwachting dat er ook grote behoefte bestaat voor het gedifferentieerde woningaanbod uit fase 2.0 en fase 3.1.

Gezien de huidige druk op de woningmarkt, die ook de noordelijk Randstad raakt, wordt ingezet op bewoners van binnen en buiten de gemeente. De nieuwe wijk draagt, door zijn gedifferentieerde woningtypen, het dorpse karakter, de nabijheid van de dorpskern en de duurzaamheidsambities bij aan de kwalitatieve en kwantitatieve woningopgave in Julianadorp en omgeving. Tevens geeft de ontwikkeling een impuls aan de voorzieningen binnen de dorpskern Julianadorp.

De ontwikkelaar en de gemeente Den Helder hebben het vertrouwen dat onder andere de bovengenoemde omstandigheden en de veranderingen op de Nederlandse huizenmarkt ertoe leiden dat er voldoende vraag is naar de woningen in Willem Alexanderhof.

3.2.4 Besluit milieueffectrapportage

Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Op basis van het Besluit m.e.r. wordt bepaald of bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen.

Planspecifiek
Dit uitwerkingsplan maakt een woningbouw mogelijk. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is opgenomen: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Aan de opgenomen grenswaarden wordt niet voldaan, waardoor voor het voorliggende uitwerkingsplan de vormvrije m.e.r.-procedure van toepassing is. In 4.11 komt het onderwerp milieueffectrapportage verder aan bod.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie NH2050

De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.

De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:

Leefomgeving

  • a. Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
  • b. Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
  • c. Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.

Gebruik van de leefomgeving

  • a. Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  • b. Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
  • c. Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
  • d. Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Energietransitie

  • a. De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd is op hernieuwbare energie.

Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten om houvast te bieden naar de onzekere toekomst. Daarvoor wordt een aantal bewegingen naar de toekomst toe benoemd:

  • 1. Noord-Holland in beweging: op weg naar een economisch duurzame toekomst
  • 2. Dynamisch schiereiland: benutten van een unieke ligging
  • 3. Metropool in ontwikkeling: vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem
  • 4. Sterke kernen, sterke regio's: sterke kernen houden regio's vitaal
  • 5. Nieuwe energie: economische kansen benutten van energietransitie
  • 6. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector

Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.

Planspecifiek

Met de beoogde ontwikkeling wordt er met name aangesloten bij de ambities voor het gebruik van de leefomgeving. De voorgenomen woningbouw sluit aan op bestaand verstedelijkt gebied. Infrastructuur voor de bereikbaarheid van de woningen en omliggende functies is grotendeels al aanwezig. De beoogde woningbouw zorgt voor een gedifferentieerd aanbod waarmee er wordt aangesloten bij de huidige behoeften van de gemeente Den Helder en omgeving.

Bij het thema klimaatverandering wordt onder andere aangesloten door de bestaande waterstructuur waar mogelijk te behouden en door te trekken in de nieuwe woonwijken. In het stedenbouwkundig plan zijn tevens groenstructuren opgenomen. De verschillende woonblokken zijn omringt door groen. De infrastructuur vormt hiervoor de basis. Deze maatregelen dragen bij aan de klimaatrobuustheid van de woonwijk.

De beoogde ontwikkeling van fase 2.0 en gedeeltelijk fase 3.1 sluit aan bij de Omgevingsvisie NH2050.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (hierna: PRV) is gelijktijdig met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld en in werking getreden. De PRV bevat de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. De laatste versie van de PRV is op 28 mei 2019 in werking getreden.

Inmiddels is de Provincie bezig met het opstellen van de Omgevingsverordening NH2020, deze is echter nog niet vastgesteld. Daarom wordt er nu nog uitgegaan van de PRV.

De PRV stelt regels en voorwaarden waaraan de inhoud van onder andere (gemeentelijke) bestemmingsplannen moeten voldoen. Er zijn regels voor het gehele provinciale grondgebied, voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied en voor uitsluitend het landelijk gebied.

Planspecifiek

Het uitwerkingsplan voldoet, net als het moederplan, aan de regels van de PRV.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie Den Helder 2016-2020

Op 11 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Den Helder de Woonvisie Den Helder 2016-2020 vastgesteld. Inmiddels is de gemeente bezig met een actualisatie van de Woonvisie. Hierin zal aandacht worden besteed aan de woningbouwopgave voor de komende jaren. Het woningbouwprogramma van Willem Alexanderhof gaat als geheel onderdeel uitmaken van de regionale afspraken die gemaakt zijn. Naar verwachting zullen deze nieuwe regionale afspraken voor de zomer worden vastgesteld.

Voor dit uitwerkingsplan zal er nog getoetst worden aan de Woonvisie Den Helder 2016-2020. In deze woonvisie zijn de speerpunten van de gemeente Den Helder met betrekking tot wonen vastgelegd:

  • 1. betaalbare kwaliteit;
  • 2. goed wonen voor jong en oud;
  • 3. duurzaam wonen;
  • 4. tijdelijk wonen.


Betaalbare kwaliteit: van kwantiteit naar kwaliteit. Den Helder zet in op de verbetering van de bestaande woningvoorraad, op leefbare en veilige wijken, het tegengaan van sociale overlast, gemengde wijken met een evenwichtige samenstelling van woningen en bewoners, op ruimte voor experimenten met nieuwe woonvormen, op stedelijke en wijkgerichte voorzieningen die goed bereikbaar zijn, op een aantrekkelijk stadshart en vraaggerichte nieuwbouw. Voor elke doelgroep moet een passende, betaalbare woning beschikbaar zijn: bevorderen van koop door jongeren, passende en betaalbare woningen voor kwetsbare groepen, toewijzingsbeleid en aandacht voor energielasten.

Goed wonen voor jong en oud: jong en oud zijn de twee meest relevante doelgroepen voor Den Helder. Het percentage jongeren dat Den Helder verlaat, moet worden teruggebracht om een leefbare stad te houden. Daarnaast zal de komende jaren het percentage ouderen in Den Helder fors toenemen. Er voor zorgen dat deze groep inwoners goed woont in een prettige en veilige stad met passende voorzieningen, is een belangrijk aandachtspunt.

Duurzaam wonen: Den Helder richt zich op de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad: energiezuinige nieuwbouw (Nul op de Meter-woningen), nieuwe duurzame energiebronnen voor woningen, levensloopbestendige voorraad en nieuwbouw.

Tijdelijk wonen: Den Helder kijkt naar opties voor de verschillende groepen die niet op permanente basis in Den Helder verblijven: short-stay-mogelijkheden voor marinepersoneel, offshore-werkers, arbeidsmigranten, studenten, (zorg)toeristen.


Planspecifiek
Het uitwerkingsplan draagt bij aan de realisatie van woningen in de gemeente Den Helder. De beoogde woningen verschillen in prijsklasse en woningtype. De woningen zijn daarmee niet specifiek gericht op een bepaalde doelgroep. De woningen zullen geschikt zijn voor een verscheidenheid aan doelgroepen, waaronder jongeren en ouderen. Het gevarieerde aanbod draagt bij aan een evenwichtige samenstelling van woningen en bewoners.

Er kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Woonvisie Den Helder 2016-2020.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De gevolgen voor de milieu- en omgevingskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij het al dan niet toelaten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk komen de voor het project relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod.

4.2 Bodem

Op grond van de Wet bodembescherming dient de kwaliteit van de bodem te worden bewaakt en dienen verontreinigingen in de bodem te worden voorkomen. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dient geschikt te zijn voor de te realiseren functies.


Planspecifiek

(Water)bodem- en asbest onderzoek

In het kader van de woningbouwontwikkeling binnen Willem Alexanderhof, is een bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd voor het gehele ontwikkelgebied. Fase 2.0 en fase 3.1 zijn hier onderdeel van. Dit verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd door Antea Group (22-01-2018, Bijlage 1).

Uit het onderzoek is gebleken dat in de omgeving van de Landbouwstraat sprake is geweest van met asbest verontreinigd puin. Deze onderzoekslocatie bevond zich in het plangebied van fase 2.0, ter hoogte van de betonverharding. Hier heeft nadien grondsanering plaatsgevonden. Hiervoor is een meldingsformulier Melding Immobiel BUS sanering ingediend bij de gemeente Den Helder (Bijlage 3). Na uitvoering van de sanering is het formulier Evaluatie Immobiel BUS sanering gevuld (Bijlage 4. De gemeente den Helder heeft in een brief omtrent Besluit Uniforme Saneringen aangegeven in te stemmen met het verslag van de uitgevoerde sanering (17-01-2019, Bijlage 5). Er is geen nazorgverplichting voor deze locatie.

Uit het verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek is verder naar voren gekomen dat de waterbodem plaatselijk mogelijk sterk verontreinigd was met PAK. Naar aanleiding van deze verdenking is er door HB Adviesbureau een aanvullende waterbodemonderzoek uitgevoerd (11-07-2018,Bijlage 2). De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om de onderliggende vaste waterbodem analytisch te onderzoeken.

PFAS

Op 20 november 2019 hebben Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland de beleidsregels PFAS Noord-Holland 2019 vastgesteld. In het verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek his geen aandacht besteed aan het voorkomen van PFAS in de (water)bodem, omdat deze problematiek destijds nog niet bekend was. Op 13 november 2019 heeft Sweco in opdracht van de Provincie onderzoek gedaan naar het achtergrondconcentratieniveau PFAS in Noord-Holland (Bepaling achtergrond concentratie PFAS in Noord-Holland, SWNL0249929/2, d.d. 13 november 2019). Voor het gebied rondom Julianadorp is een achtergrondwaarde van 4,3 ug/kg ds PFAS (SOM) bepaald, waarvan 1,8 ug/kg ds PFOA en 2,0 ug/kg ds PFOS.

De beleidsregels van de provincie stellen het volgende: indien de gehalten van PFOS in de grond tussen 1,5 µg/kg en 110 µg/kg liggen en/of de gehalten in het grondwater tussen 0,01 µg/l en 4,7 µg/l liggen, en indien de gehalten van PFOA in de grond tussen 1,7 µg/kg en 1100 µg/kg liggen en/of de gehalten in het grondwater tussen 0,01 µg/l en 0,39 µg/l liggen, wordt de locatie als verontreinigd beschouwd, maar is bodemsanering niet noodzakelijk.

Voor het tijdelijk uitplaatsen van met PFAS verontreinigde grond, waarbij de grond na ontgraving weer wordt teruggebracht in het profiel van de ontgraving, is zonder dat onderzoek naar verontreiniging van PFAS hoeft plaats te vinden mogelijk, indien alle grond na ontgraving wordt teruggebracht in het profiel van de ontgraving zoals van toepassing. Binnen het plangebied zal sprake zijn van een gesloten grondbalans. Alle grond die vrijkomt zal binnen het plangebied weer worden gebruikt. Het is daarom niet noodzakelijk om onderzoek te doen naar PFAS in de grond.

Voorgaande beschouwend kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit de functie van het beoogde gebruik niet in de weg zit.

4.3 Archeologie

In de Erfgoedwet is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld. Deze wet verplicht om bij de bestemming van de in het uitwerkingsplan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, aangezien ze grotendeels verborgen liggen in de bodem. Hierdoor zijn ze niet eenvoudig te karteren. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentkaart (AMK) opgesteld. Bij bodemverstoringen dient getoetst te worden of de archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden.


Planspecifiek
In 2017 is het beleidskader Archeologie 2017 Gemeente Den Helder vastgesteld. Hierin is het plangebied aangemerkt als een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Tevens is sprake van militair erfgoed, waar bij werkzaamheden van 50 m2 of meer en 35 centimeter of dieper archeologisch onderzoek conform beleid dient plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0010.png"

Afbeelding 4.1: uitsnede Beleidskader Archeologie 2017

Voor het gebied DH4-8A4 (Julianadorp-Oost, plangebied Willem Alexanderhof) is het archeologiecriterium van de Atlantikwall van kracht. Voor het overige deel van plangebied Julianadorp Oost geldt dat het archeologievrij is. Op de beleidsadvieskaart geldt echter het zwaardere criterium van de Atlantikwall. Het advies in het beleidskader is om bij toekomstige graafwerkzaamheden onderzoek te specifiek op de Antitankgracht te richten. Voor de andere perioden geldt de archeologievrije status.

Dit onderzoek is al in een eerder stadium uitgevoerd: in het moederplan is aandacht besteed aan de archeologische situatie van het plangebied. Er in 2007 een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd. Op basis van de bevindingen van het bureauonderzoek is vervolgens in 2007 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Verder archeologisch onderzoek werd niet noodzakelijk geacht. Het moederplan is vastgesteld zonder archeologisch voorbehoud voor het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan.

Er kan geconcludeerd worden dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

4.4 Ecologie

Ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde natuurwaarden. Dit betreft potentiële effecten op vogel- en vleermuissoorten, maar ook effecten op beschermde natuurgebieden zijn mogelijk. De Wet natuurbescherming (Wnb) bevat alle regels voor de bescherming van zowel soorten als natuurgebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mogelijke effecten van het uitwerkingsplan op de beschermde natuurwaarden.

Soortenbescherming
De bescherming van in het wild voorkomende planten- en diersoorten is vastgelegd in de Wet natuurbescherming. De Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn zijn voor Nederland geïmplementeerd in deze wet. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden diverse verbodsbepalingen, zoals het doden van specifiek aangewezen vogel- en vleermuissoorten.

Gebiedsbescherming
Natura 2000 gebieden
Natura 2000 is een netwerk van Europese natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In Nederland zijn deze richtlijnen geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming. Nederland heeft ruim 160 Natura 2000-gebieden, waaronder het IJsselmeer en de Waddenzee. Per gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de soorten waarvoor het gebied een belangrijke functie heeft. Activiteiten in Natura 2000-gebieden zijn alleen toegestaan als significant negatieve effecten op de gestelde instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten, of als een afweging heeft plaatsgevonden over alternatieven, dwingende redenen van groot openbaar belang en de inzet van compenserende maatregelen. In de passende beoordeling worden de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Daarbij dient ook een eventuele externe werking van een initiatief op nabijgelegen Natura 2000-gebieden te worden bepaald. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn bieden een juridisch kader dat verzekert dat menselijke activiteiten worden ondernomen op een wijze die de integriteit van Natura 2000-gebieden niet negatief beïnvloeden.

Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Wanneer (kleine) natuurgebieden en de daarin voorkomende soorten geïsoleerd komen te liggen, bijvoorbeeld door bebouwing en infrastructuur, bestaat het risico dat soorten niet kunnen overleven en het natuurgebied zijn waarde verliest. Door het aaneenschakelen van natuurgebieden wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van deze achteruitgang van natuur en biodiversiteit (veelheid van soorten). Provincies wijzen de NNN-gebieden aan en deze worden op hun beurt vastgelegd in ruimtelijke plannen van de gemeenten. De ecologische hoofdstructuur is planologisch beschermd met het 'nee, tenzij'-principe. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet toegestaan als deze het gebied aantasten, tenzij er geen alternatieven zijn en de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Schadelijke effecten op de natuur dienen te worden gecompenseerd.

Planspecifiek

In het kader van 'Bestemmingsplan Julianadorp oost 2011' is in 2006 een ecologische toets uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat het plangebied een lage natuurwaarde had met weinig belang voor beschermde planten- en diersoorten. Aangezien dit onderzoek lange tijd geleden heeft plaatsgevonden, kunnen op basis van dit onderzoek geen uitspraken worden gedaan voor onderhavig plan. Er hebben nadien nog enkele actualisaties plaatsgevonden en in 2018 is er een Quickscan wet Natuurbescherming Uitbreiding Willem Alexanderhof fase 4.2 uitgevoerd. In 2018 is er een notitie Wet Natuurbescherming opgesteld aan de hand van de reeds uitgevoerde onderzoeken (Bijlage 6). Deze notitie heeft echter enkel betrekking op Willem Alexanderhof fase 4.2. Fase 2.0 van dit plan maakt daar geen onderdeel van uit, de gronden van fase 3.1 zijn wel meegenomen in deze notitie.

De volgende conclusies worden in deze notitie getrokken:

Met betrekking tot zwaar beschermde soorten in de Wet natuurbescherming, kan er vanuit worden gegaan dat er binnen het plangebied een aantal vogelsoorten tot broeden (kunnen) komen. Bij de verdere uitvoering is het noodzakelijk hiermee rekening te houden. Voor alle beschermde inheemse vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Indien tijdens het broedseizoen wordt gewerkt wordt aanbevolen dit onder ecologische begeleiding en conform een ecologisch werkprotocol uit te voeren.

Tevens is in het verleden de aanwezigheid van rugstreeppad aangetoond binnen het plangebied. Het wordt dan ook aanbevolen om gedurende de verdere uitvoering de aan-/ afwezigheid van rugstreeppad te blijven monitoren om tijdig te signaleren of deze soort nog aanwezig is en om overtreding op de Wet natuurbescherming te voorkomen.

In aanvulling op de conclusies uit bovengenoemde notitie, is er een quickscan uitgevoerd voor het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan (Bijlage 7). De conclusies van dit onderzoek worden navolgend beschreven.

Gebiedsbescherming

Gezien de ligging van het projectgebied aan de oostzijde van Julianadorp, het tussengelegen stedelijke en intensief agrarische gebied en de afstand (2,8 km) wordt niet verwacht dat er negatieve effecten zijn te verwachten op het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Duinen Den Helder-Callantsoog. Echter kan in verband met de aanwezigheid van stikstofgevoelige habitattypen binnen dit Natura 2000 gebied een extern effect van de plannen worden ondervonden door de uitstoot van stikstof door bouwwerkzaamheden en verkeersbewegingen. Er is daarom in beeld gebracht wat de mogelijke effecten van de ontwikkeling zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositie van de aanlegfase en de gebruiksfase is kaart gebracht met een AERIUS-berekening. De notitie van de resultaten en de ingevoerde gegevens is bijgevoegd in Bijlage 8.

Bij de berekening is uitgegaan van de bouw van 97 woningen. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie als gevolg van de beoogde ontwikkeling, zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase, geen significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie. Tevens is de projectlocatie niet aangewezen als (onderdeel van) NNN, een ecologische verbindingszone (evz) of weidevogelleefgebied. Een nadere of uitgebreide toetsing ten aanzien van de gebiedsbescherming in het kader van de Wet Natuurbescherming is dan ook niet aan de orde.

Soortenbescherming

Flora

Met betrekking tot de aanwezige flora zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen binnen het plangebied. Aan de hand van huidige verspreidingsgegevens (FLORON/NDFF, 2017) en groeiplaatsomstandigheden van beschermde plantensoorten, is tevens het voorkomen van, binnen de Wet Natuurbescherming, beschermde plantensoorten binnen de projectlocatie niet te verwachten. Gezien de aanwezige terreintypen binnen de projectlocatie, is een nader onderzoek naar beschermde plantensoorten of een ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet Natuurbescherming niet aan de orde.

Vogels

In en rondom het plangebied is een aantal algemene broedvogels aangetroffen en te verwachten. Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. In de praktijk betekent dit dat storende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. Handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn eveneens niet toegestaan.

Nestlocaties van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw worden gezien als een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats. Voor de verstoring van deze verblijfplaatsen en belangrijk leef- of foerageergebied is ook buiten het broedseizoen een ontheffing noodzakelijk.

Mogelijke nestlocaties van vogelsoorten met een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats of sporen die wijzen op hun aanwezigheid, zijn niet waargenomen op of rond de projectlocatie. Met de voorgenomen nieuwbouw wordt dan ook niet verwacht dat nesten of het leefgebied van vogelsoorten met een jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaats worden verstoord. Tevens wordt niet verwacht dat met de voorgenomen ontwikkeling de landelijke staat van instandhouding ten aanzien van in het gebied aanwezige vogelsoorten in het geding is. Nader onderzoek of de aanvraag tot ontheffing voor (één van) deze soorten is dan ook niet aan de orde.

Zoogdieren

Met uitzondering van vleermuizen worden uitsluitend enkele algemeen voorkomende zoogdieren verwacht binnen de projectlocatie. Hiervoor geldt de algemene vrijstelling bij een ruimtelijke ingreep en/of bestendig beheer. Aangezien opgaande landschaps-elementen of groenstructuren ontbreken binnen het plangebied, wordt er vanuit gegaan dat de projectlocatie een beperkte functie heeft voor grondgebonden zoogdiersoorten. Algemeen voorkomende beschermde soorten waarvoor geen vrijstelling geldt, worden niet verwacht op de projectlocatie.

Gezien de situering van de projectlocatie en de aanwezige terreintypen, kan worden verwacht dat het projectgebied van beperkt belang zal zijn voor vleermuizen. Op de projectlocatie zijn geen potentieel geschikte vaste rust- en verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig. Gezien de aanwezige lage begroeiing wordt tevens niet verwacht dat de projectlocatie een (belangrijke) functie heeft als vliegroute of foerageergebied voor vleermuizen. Voor de ontwikkeling van fase 2.0-3.1 van de woonwijk Willem Alexanderhof, is een aanvullend onderzoek naar vleermuizen of een ontheffing in het kader van de Wet Natuurbescherming dan ook niet noodzakelijk.

Amfibieën

De te verwachten amfibieën zijn voornamelijk algemeen voorkomende beschermde soorten (tabel 1) binnen de Wet Natuurbescherming, waarvoor een vrijstelling geldt bij onder meer een ruimtelijke ingreep. Naar verwachting zullen de voorgenomen werkzaamheden geen negatief effect hebben op de lokale populatie van algemeen voorkomende amfibiesoorten. Echter is ook hiervoor in het kader van de zorgplicht aan te bevelen om de werkzaamheden aan de waterelementen plaats te laten vinden wanneer de larven zijn volgroeid (augustus) en voordat de volwassen exemplaren zich ingraven voor de winterslaap (november).

Aan de hand van eerdere inventarisaties en recente verspreidingsgegevens is tevens bekend dat de beschermde soort rugstreeppad voorkomt in de omgeving van het plangebied. Met het onderzoek naar rugstreeppad in mei 2017, en het voorjaar van 2019 en 2020 zijn echter geen nieuwe (geluids)waarnemingen van de soort gedaan en is voortplanting op of in de omgeving van het plangebied niet vastgesteld. Echter is de rugstreeppad een zogeheten pionierssoort, die als zodanig in staat is om in korte tijd nieuw ontstane voortplantingswateren te koloniseren. Geschikte voortplantingswateren bestaan uit ondiepe, tijdelijke wateren, in de directe omgeving van onbegroeide zandige terreinen. Met het bouwrijp maken van het projectgebied kan een dergelijk situatie ontstaan. Indien met de werkzaamheden rugstreeppad wordt aangetroffen zijn mitigerende maatregelen en/of een ontheffingsaanvraag alsnog noodzakelijk. Gedurende de ontwikkeling van het gebied wordt de soort tijdens de voortplantingsperiode dan ook gemonitord. Hiermee wordt voorkomen dat er strijdigheden (kunnen) ontstaan met bepalingen uit de Wet Natuurbescherming.

Andere strikt beschermde soorten dan hierboven genoemd worden niet verwacht binnen de projectlocatie. Nader onderzoek naar het voorkomen van andere beschermde soorten is dan ook niet noodzakelijk. Echter kunnen veranderingen in de situatie binnen het plangebied of in de planvorming altijd leiden tot andere inzichten en daarmee tot wijziging van deze conclusies.

4.5 Water

Kader
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. De watertoets omvat het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen. In de toelichting van bestemmingsplannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen, waarin de resultaten van de watertoets aan bod komen.

Voor geheel Willem Alexanderhof is het watertoetsproces doorlopen. Het moederplan voorziet in de aanleg van een waterrijke woonwijk. Het moederplan heeft een substantiële toename van het verhard oppervlak en een versnelde afvoer van het hemelwater tot gevolg. Om ongewenste peilstijgingen, die optreden door de versnelde afvoer van het hemelwater, te voorkomen dient er watercompensatie gerealiseerd te worden. Voor deze watercompensatie is voor het moederplan een compensatiepercentage van 15% opgenomen. Binnen het plan
wordt ruimschoots voldaan aan deze compensatie-eis. De verharding bedraagt in totaal 54.506 m2 en er wordt 43.040 m2 additioneel wateroppervlak gerealiseerd.

Voor geheel Willem Alexanderhof in Julianadorp Oost is op 16 december 2019 een watervergunning afgegeven (regiestratienummer 19.2882472). Aan deze vergunning zijn door het waterschap voorwaarden verbonden. Bij de uitwerking van de deelgebieden en gedurende de uitvoeringsfase wordt rekening gehouden met deze voorwaarden. Onderstaand is een uitsnede opgenomen van de bijlage bij de watervergunning die weergeeft hoe de waterlopen vormgegeven worden in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0012.png" Afbeelding 4.2: uitsnede waterlopen zoals opgenomen in de watervergunning

In de voorwaarden uit de watervergunning is opgenomen dat een tekort aan te graven water ten opzichte van de toename van verharding wordt verrekend in de gemeentelijke waterbank en zal op enig ander moment worden ingelost.

Betekenis voor het uitwerkingsplan
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan. Bij het optellen van het moederplan is het watertoetsproces doorlopen. Ook is voor geheel Willem Alexanderhof in Julianadorp Oost reeds een watervergunning afgegeven met voorwaarden waaraan wordt voldaan.

4.6 Verkeer en parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aandacht te worden besteed aan de aspecten verkeer en parkeren.

Planspecifiek

In het moederplan en bij de planvorming voor Willem Alexanderhof zijn deze aspecten aan bod gekomen:

"De geplande parkeervoorzieningen in de nieuwbouwwijk Julianadorp Oost zijn toegesneden op de behoeften per deelgebied. Er is een aantal achterstraten ontworpen die de achtertuinen bereikbaar met de auto maakt. Er wordt voornamelijk geparkeerd op eigen terrein, of langs de straat. Op plekken waar dat nodig is zijn parkeerkoffers gemaakt. Deze zullen zo subtiel mogelijk worden ingepast tussen de verkaveling, dus met een smalle entree en aangekleed met een haag en bomen.

In de nieuwbouwwijk komen in totaal 1257 parkeerplaatsen. Dit zijn 926 plaatsen op het eigen erf en 331 parkeerplaatsen op straat of in parkeerkoffers."

In de uitwerkingsregels uit het moederplan wordt gesteld dat moet worden voldaan aan de parkeernorm conform bijlage B, zoals die opgenomen is als bijlage bij de regels van het moederplan. Echter, nadien is de Nota Parkeernormen Den Helder 2017-2021 vastgesteld. Bij de planvorming van Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1 is ervoor gekozen deze meer actuele normen toe te passen. In het plangebied wordt gerekend met 2.0 parkeerplaatsen per woning, ongeacht de soort en omvang van de woning. Onderstaande figuur is een uitsnede uit de parkeernormen nota. Er wordt daarmee voorzien in meer parkeerplaatsen dan strikt noodzakelijk is volgens de norm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0013.png" Tabel 4.1: Parkeernormen voor woningen uit Nota Parkeernormen Den Helder 2017-2021

De Zuiderhaaks dient als gebiedsontsluitingsweg voor Julianadorp Oost. Noordwaarts gaat de ontsluiting van het plangebied via de Akkerbouwstraat en de Koningsbrink. Zuidwaarts wordt via de Akkerbouwstraat aangesloten op de Zuiderhaaks.

Onderstaande tabel geeft de maximale verkeerstoename weer voor het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan.

Type woning   Gemiddelde verkeersgeneratie   aantal woningen   Totaal  
Koop, woning, vrijstaand   8,2   30   246,0  
Koop, huis, twee-onder-een-kap   7,8   38   296,4  
Koop, huis, tussen/hoek   7,1   12   85,2  
Huur, huis, sociale huur   4,9   11   53,9  
Koop, appartement (patiowoning), midden   5,6   6   33,6  
Totaal     97   715,1  

Tabel 4.2: Verkeersgeneratie plangebied op basis van CROW gegevens (publicatie 381)

Voor de verkeersgegevens is uitgegaan van een 'sterk stedelijk gebied' in 'rest bebouwde kom' uit de CROW publicatie 381 'Toekomst bestendig parkeren'. Uit de berekening in bovenstaande tabel blijkt dat er in totaal voor onderhavig plangebied een verkeersgeneratie van gemiddeld 715 verkeersbewegingen per etmaal plaats zullen vinden. Met de ontsluitingswegen in het plangebied is al rekening gehouden met de toename van verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woonwijk Willem Alexanderhof. De bestaande en aan te leggen ontsluitingswegen voor het plangebied voorzien in voldoende capaciteit om de toenemende verkeerstoename op te vangen.

Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.7 Akoestiek

De Wet geluidhinder (artikel 74) stelt dat alle wegen zoneplichtig zijn, met uitzondering van woonerven en wegen die zijn opgenomen in een 30 km/zone. Iedere zoneplichtige weg heeft, afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied, een geluidszone. Indien geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen de zone conform de Wet geluidhinder, moet de optredende geluidsbelasting ter plaatse van deze bestemmingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Aantal rijstroken   Geluidszone binnenstedelijk   Geluidszone buitenstedelijk  
1 of 2   200 meter   250 meter  
3 of 4   350 meter   400 meter  
5 of meer   350 meter   600 meter  

Tabel 4.3: Geluidzones wegen Wet geluidhinder

Voor woningen gelegen binnen een zone is in de Wet geluidhinder een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel bepaald van 48 dB (Lden). Het college van burgemeester en wethouders (B&W) kunnen onder voorwaarden een toelaatbare geluidsbelasting van de gevel toelaten, in dit geval tot maximaal 63 dB voor binnenstedelijke situaties.

De Wet geluidhinder stelt tevens eisen aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzone rondom spoorwegen en in de geluidzone rondom gezoneerde industrieterreinen. Vanwege de ligging van het plangebied wordt in deze paragraaf enkel ingegaan op wegverkeerslawaai. Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er bij het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en hiermee een aanvaardbare situatie met betrekking tot akoestiek.

Planspecifiek

Nabij het plangebied bevinden zich de volgens de Wet geluidhinder gezoneerde wegen Zuiderhaaks en de Schoolweg (gedeeltelijk). In het kader van de ontwikkeling van Willem Alexanderhof is er in 2020 door Sweco een onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van de geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen (Bijlage 9). Daarnaast is voor een goede ruimtelijke ordening ook de geluidsbelasting ten gevolge van verkeer op de niet gezoneerde wegen inzichtelijk gemaakt. Dit zijn de Schoolweg (gedeeltelijk), de Prins Clauslaan/Koningsbrink, Akkerbouwstraat en de Landbouwstraat.

De gecumuleerde geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van de woningen in onderhavig plangebied bedraagt maximaal 55 dB. Het overgrote deel kent een gecumuleerde geluidsbeslasting van 53 of minder dB. De handreiking industrielawaai en vergunningverlening (1998) kwalificeert de waarneming van deze geluidsniveau's als 'Redelijk' met de perceptie 'Hoorbaar'. Dit betreft een acceptabel geluidsniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0014.png" Tabel 4.4: classificatie van de kwaliteit van de akoestische omgeving

De geluidsbelasting is berekend op basis van het stedebouwkundig plan, ondanks de flexibiliteit van het plan. Het bestemmingsplan laat geen woningen dichter op de weg toe dan in het stedebouwkundig plan is weergegeven. Dit is een worstcase berekening van de geluidsbelasting. Voor de beoogde ontwikkeling van onderhavig plangebied vormt het aspect geluid geen belemmering.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (hierna: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de
buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu
moet worden voldaan en grenswaarden waarin in de toekomst moet worden voldaan. De
meest kritieke stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Voor andere in de Wm genoemde
stoffen, wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan aan de vereisten.

Kern van het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en op welke wijze overschrijdingen van de luchtkwaliteit dienen te worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de hiervoor geldende grenswaarden. De beoordelingscriteria of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". In dit Besluit is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma, een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen.


Op grond van artikel 5.16 Wm wordt een uitwerkingsplan enkel vastgesteld wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het uitwerkingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het vergunde plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
  • het uitwerkingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.


Planspecifiek

De ontwikkeling van 97 woningen kan gezien de beperkte omvang aangemerkt worden als een NIBM-project. Met behulp van de NIBM-tool is aangetoond dat de ontwikkeling daadwerkelijk niet in betekende mate een bijdrage levert aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. Navolgende afbeelding toont de berekening van de maximale uitstoot aan stikstofdioxide en fijnstof door extra verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0015.png"

Tabel 4.5 Luchtkwaliteit bijdrage verkeerstoename (bron:NIMB-tool 2020)


De ontwikkeling die met het uitwerkingsplan mogelijk wordt draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een woningbouwlocatie met 97 woningen.Tevens worden de woningen gasloos gebouwd, waarmee de ontwikkeling van de woningen niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

Desalniettemin is in het kader van een goede ruimtelijke ordening met behulp van Atlas Leefomgeving (o.a. ministerie I&M en RIVM) gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. De achtergrondconcentraties over 2017 geven de volgende waarden: 10,8 µg/m³ NO2, 16,3 µg/m³ PM10 en 8,5 µg/m³ PM2,5. Uit de achtergrondconcentraties van stikstof (NO2) en fijnstof (PM10, PM2,5) blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de locatie ruim voldoende is en de luchtkwaliteit zich niet verzet tegen de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Externe veiligheid

In een uitwerkingsplan dat kwetsbare objecten zoals woningen mogelijk maakt moet aandacht worden besteed aan externe veiligheid. Nieuwe kwetsbare objecten mogen namelijk niet binnen de risicocontour (invloedsgebied van een risicobron) van bestaande risicobronnen liggen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld inrichtingen waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Ook transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en door buisleidingen vormt een risico.

Het beleid voor externe veiligheid is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In de genoemde besluiten zijn de diverse risiciocontouren met betrekking tot externe veiligheid vastgelegd.

Planspecifiek
Het uitwerkingsplan maakt kwetsbare objecten (woningen) mogelijk. Het plangebied bevindt zich niet binnen een risicocontour van een risicobron. Dit is te zien op onderstaande uitsnede van de Risicokaart. Hierop is ten noordwesten van het plangebied een risicobron met bijbehorende risicocontour weergegeven. Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich ook een verkooppunt en bewaarplaats voor vuurwerk, die geen gevaar oplevert voor de woningen. De bevi-inrichting ten noorden van de Schoolweg betreft een propaantank met een plaatsgebonden risicoafstand van 15 meter. Aan de minimale veiligheidsafstand tot dit object wordt ruimschoots voldaan. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportroutes (over weg en door buisleidingen) voor het transport van gevaarlijke stoffen. Tot slot maakt het plan zelf geen risicobron mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0016.jpg" Afbeelding 4.3 Uitsnede Risicokaart.nl

4.10 Bedrijven en milieuzonering

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is een scheiding tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies wenselijk. Op deze manier wordt enerzijds hinder en gevaar op gevoelige functies, zoals woningen, voorkomen of zoveel mogelijk beperkt, en anderzijds wordt voldoende zekerheid geboden aan bedrijven, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) uit het jaar 2009 geeft een advies over richtafstanden. In de VNG-brochure zijn richtafstanden opgenomen die gelden voor milieubelastende activiteiten ten opzichte van woningen.

Onderzoek
Het uitwerkingsplan maakt geen milieubelastende activiteiten mogelijk, maar voorziet wel in de realisatie van een gevoelige functie (woningen). In de omgeving van het plangebied zijn enkele milieubelastende inrichtingen aanwezig. Een inventarisatie hiervan is opgenomen in het moederplan en wordt hieronder nog eens weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0400.513UPWAHFASE232020-VST1_0017.png"

Aan alle richtafstanden uit bovenstaande inventarisatie wordt voldaan. Niet in deze lijst opgenomen is de ijsbaan Julianadorp. Volgens de richtafstanden tabel van de VNG (richtafstandenlijst tabel 1) geldt voor openlucht ijsbanen een maximale afstand van 300 meter voor geluid. Deze contour komt overeen met bijvoorbeeld een voetbalstadion. Dit vergelijk is geenzins te maken met de reeds aanwezige ijsbaan die alleen open kan in de winterperiode zolang er ijs ligt. Deze schaatsbaan sluit dus meer aan bij bijvoorbeeld veldsportcomplexen met een grootste afstand van 50 meter voor geluid. Aan deze afstand wordt voldaan.
Ten zuiden en oosten van de Zuiderhaaks liggen gronden met een agrarische bestemming. Hier is ondermeer sprake van bollenteelt. Hiervoor wordt een spuitvrije zone van 50 meter, tussen gevoelige bestemmingen en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden gebruikt, gehanteerd. Aan deze afstand wordt met onderhavig plan ruimschoots voldaan.

Betekenis voor het uitwerkingsplan
Het uitwerkingsplan voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure en daarmee vormt bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader
In bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage (Beluit m.e.r.) is een groot aantal activiteiten
genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten
betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip
van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (activiteit D11.2). Onder deze activiteit
valt ook de realisatie van een woonwijk.

Het Besluit m.e.r. geeft onder ‘gevallen’ per activiteit aan wat de relevante drempel is voor een m.e.r.-(beoordelings)plicht. De relevante gevallen voor een stedelijk ontwikkelingsproject zijn:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied dat 2.000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.


Indien een activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn een milieueffectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten, een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.- beoordeling'. Als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaat uit een toets aan Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten. In hoofdlijnen dient het project te worden getoetst aan:

  • Kenmerken van het project;
  • Plaats van het project;
  • Kenmerken van het potentiële effect.

Betekenis voor het uitwerkingsplan
Met het uitwerkingsplan wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt die ruim onder drempelwaarden ligt voor activiteit D11.2. Met dit uitwerkingsplan worden namelijk 97 woningen mogelijk gemaakt binnen een gebied met een oppervlakte van minder dan 100 hectare.

In onderstaande tabel worden de mogelijke milieueffecten behandeld. Eerst wordt een beschrijving gegeven van de kenmerken van de activiteit en de plaats van de activiteit. Vervolgens wordt ingegaan op de kenmerken van de gevolgen van de activiteit. Hierbij wordt gekeken of er mogelijk (belangrijke) nadelige milieugevolgen ontstaan en of er mitigerende maatregelen kunnen worden genomen om eventueel het milieueffect te verminderen of teniet te doen.

1. Kenmerken van het project   Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1
Het project omvat de realisatie van een nieuwe woonwijk binnen het bestemmingsplan Julianadorp Oost 2011. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt via een uitwerkingsplan, met directe bouwtitel. Daardoor is het een project (kolom 4) in de zin van het besluit m.e.r..  
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst)   Activiteit D11.2 uit Besluit m.e.r.. Drempelwaarden zijn:
1°. Een oppervlakte van 100 hectare of meer;
2°. Een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen
omvat, of;
3°. Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Dit initiatief omvat:
1°. Circa 5 hectare;
2°. Circa 97 woningen;
3°. Geen bedrijven.

Conclusie: het project blijft onder de drempelwaarden. Daarom is voor dit project geen 'formele' m.e.r.-beoordeling maar een 'vormvrije' m.e.r.-beoordeling nodig.  
Cumulatie met andere projecten   De ontwikkeling van de 97 woningen maakt onderdeel uit van de totale ontwikkeling van maximaal 613 woningen in de wijk Willem Alexanderhof. Zoals vastgesteld in het vigerende bestemmingsplan voor deze wijk, wordt het nader uit te werken deel van de wijk in fases ontwikkeld. Tot circa 2022 zullen er
daarom ten zuiden van de voorgenomen 97
woningen nog enkele uitwerkingen plaatsvinden. Om hoeveel woningen dit exact gaat en op welke termijn deze ontwikkeld worden staat op dit moment nog niet vast. Desondanks is in deze tabel bij relevante aspecten ook ingegaan op de mogelijk effecten van de ontwikkeling van de gehele wijk Willem Alexanderhof, uitgaande van maximaal 613 woningen.  
Gebruik natuurlijke hulpbronnen
 
Bij de aanleg van woningen wordt gebruik gemaakt van vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen zoals hout, glas, (bak)steen en grond. Deze hulpbronnen worden grotendeels van buiten het plangebied aangevoerd. Er zijn geen andere natuurlijke hulpbronnen in het gebied aanwezig die invloed ondervinden van de voorgenomen activiteit. Een andere locatie zal niet leiden tot minder gebruik van natuurlijke hulpbronnen.  
Productie afvalstoffen   Bij de aanleg van de woningen komt bouwafval vrij en is sprake van emissie van bouwverkeer. Afvalstoffen die vrijkomen tijdens de gebruiksfase betreffen o.a. huishoudelijk-afval. (Bouw)afval wordt conform geldende wet- en regelgeving afgevoerd. Het plangebied is reeds bouwrijp gemaakt, er zal dus geen sloopafval meer vrij komen. Er is geen sprake van productie van (gevaarlijke) afvalstoffen met nadelige
milieugevolgen.  
Verontreiniging en hinder   Verontreiniging: De verkeersaantrekkende werking kan leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit.

De ontwikkeling zal verder niet leiden tot een andere vorm van verontreiniging.

Hinder: Tijdens de aanleg kan als gevolg van het bouwverkeer en de werkzaamheden verkeershinder en geluidhinder optreden.

In de gebruiksfase zal Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1 leiden tot een permanente verkeersaantrekkende werking. Dit leidt tot meer verkeersbewegingen op de toeleidende wegen en tot een extra parkeerbehoefte. Op basis van CROW-gegevens wordt de maximale verkeersaantrekkende werking voor deze ontwikkeling wordt geraamd op circa 715 motorvoertuigen per etmaal. De wijk wordt aan alle zuiden ontsloten. Het overgrote deel van de motorvoertuigen zal de wijk via de N9, de Schoolweg en de Zuiderhaaks benaderen.

De verkeersaantrekkende werking kan tevens leiden tot geluidhinder voor omwonenden in de omgeving.  
Risico voor ongevallen   Er wordt geen toename van het risico op ongevallen verwacht. In het gebied wordt niet gewerkt met gevaarlijke stoffen.  
2. Plaats van de projecten    
Bestaande grondgebruik   Het plangebied is in de huidige situatie bestemd voor wonen met een nadere uitwerkingsplicht. In de huidige situatie ligt het terrein braak en bestaat het uit een zandlaag. In het noordoosten van het plangebied is een deel van de gronden voorzien van een betonverharding. Dit zijn de restanten van gesloopte loodsen.  
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied   De locatie heeft naast de aanwezige bomen geen bijzondere rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen. De locatie ligt niet binnen grondwaterbeschermingsgebied.
Wat betreft natuurlijke hulpbronnen wordt enkel grond gebruikt en verplaatst.  
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingsdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang.   Het gebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op circa 2,8 kilometer afstand ligt Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Calantsoog. Gezien de ligging van het project buiten het Natura 2000-gebied, is er geen sprake van directe aantasting van het gebied.  
Op basis van (1.) de kenmerken en (2.) de plaats van het project zijn de volgende mogelijk belangrijk nadelige gevolgen naar voren gekomen:
- effecten op Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Calantsoog;
- verontreiniging/hinder als gevolg van aanlegfase en gebruiksfase;
- verontreiniging/hinder als gevolg van verkeersaantrekkende werking;
Op deze gevolgen wordt bij '3. Kenmerken van het potentiële effect' ingegaan. Overige belangrijk nadelige gevolgen zijn niet te verwachten.  
3. Kenmerken van het potentiële effect    
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking)   Stikstofdepositie kan op enkele kilometers van het plangebied effect hebben op Natura 2000-gebieden. Overige potentiële effecten als gevolg van hinder en verontreiniging zullen lokaal optreden, in of direct aangrenzend aan het plangebied. Hinder voor omwonenden beperkt zich tot de woningen rondom het plangebied en mogelijk in beperkte mate tot woningen langs aan/-afvoerroutes.  
Grensoverschrijdend karakter   Er zijn geen landsgrensoverschrijdende effecten.  
Orde van grootte en complexiteit effect   Natura 2000: Uit de AERIUS-berekeningen blijkt dat gedurende de aanlegfase geen toename van de
stikstofdepositie > 0,00 mol/ha/jaar is berekend. Tijdens de gebruiksfase is er eveneens
geen toename van de stikstofdepositie > 0,00 mol/ha/jaar berekend. Het project heeft geen negatieve invloed op stikstofgevoelige habitattypen binnen het Natura 2000 gebied Duinen Den Helder-Callantsoog.

Beschermde soorten:
op basis van de Quickscan Wet natuurbescherming worden geen negatieve effecten verwacht op beschermde plantensoorten, beschermde vogels, zoogdieren en amfibieën binnen het plangebied.

Verontreiniging/hinder als gevolg van aanlegfase en de gebruiksfase: tijdens de aanlegfase kan er geluidhinder ondervonden worden van de bouwwerkzaamheden. In het vigerende bestemmingsplan (2011) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de gehele nieuw te ontwikkelen woonwijk Willem Alexanderhof. Daaruit blijkt dat na realisatie van de gehele wijk de geluidcontouren langs met name de Langevliet en Schoolweg zullen verschuiven. Bewoners van woningen langs deze weg kunnen daardoor meer geluidhinder ondervinden. Voor de uitwerking van fase 2.0 en 3.1 is een nader onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de woningen binnen het plangebied niet wordt overschreden.

De woningen waar de hoogst toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden maken geen onderdeel uit van onderhavig plangebied. Voor de betreffende woningen zal een separate bestemmingsplanprocedure worden doorlopen waarvoor hogere waarden aangevraagd dienen te worden. Voor alle woningen binnen het plangebied te realiseren woningen wordt voldaan aan een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB (Lden).

De werkzaamheden kunnen tijdelijk ook leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit door uitstoot van stikstofdioxide en (fijn)stof. Omdat de achtergrondconcentraties van stikstofdioxide en fijnstof in dit gebied ruim onder de grenswaarden liggen, zal dit niet leiden tot overschrijding van de grenswaarden. In het vigerende bestemmingsplan (2011) is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij ontwikkeling van de gehele wijk Willem Alexanderhof, waar de ontwikkeling van voorliggende 97 woningen onderdeel van uitmaakt. Daaruit blijkt dat ook na realisatie van de gehele wijk geen sprake is van overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

Conclusie: De effecten zijn beperkt en door het nemen van (mitigerende) maatregelen op te lossen of in voldoende mate te beperken.  
  Waarschijnlijkheid effect  
Waarschijnlijkheid effect   Significante effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie zijn uitgesloten.

Tijdens de aanlegfase kan voor omwonenden overlast ontstaan door bouwverkeer en aanlegwerkzaamheden. Overlast door de verkeersaantrekkende werking in de gebruiksfase wordt slechts in beperkte mate verwacht.  
Gezien de te verwachten effecten zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.  

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke ontwikkeling juridisch is vertaald in dit uitwerkingsplan. Het juridisch bindende deel bestaat uit de regels en de verbeelding. De regels vormen het juridisch instrumentarium voor wat betreft het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft de functie van visualisering van de bestemmingen en aanduidingen die in de regels worden benoemd.

5.2 Verbeelding

De verbeelding behorend bij dit uitwerkingsplan geeft de bestemmingen en aanduidingen van de gronden aan. Deze bestemmingen corresponderen met de artikelen in de regels, zoals beschreven in paragraaf 5.3. Op de verbeelding staan de symbolen en maatvoeringen waarbij in de planregels is opgenomen wat de mogelijkheden en beperkingen zijn.

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

• Hoofdstuk 1 – Inleidende regels;

• Hoofdstuk 2 – Bestemmingsregels;

• Hoofdstuk 3 – Algemene regels;

• Hoofdstuk 4 – Overgangs- en slotregels.

In deze paragraaf worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

Hoofdstuk 1 – Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat de inleidende bepalingen van de regels en onderstaande artikelen zijn in dit hoofdstuk opgenomen:

Artikel 1: Begrippen
Dit artikel geeft de betekenis aan van in de regels voorkomende begrippen. De begripsbepalingen staan op alfabetische volgorde. Voor een aantal begrippen zijn de wettelijk in de SVBP 2012 voorgeschreven definitiebepalingen gebruikt.

Artikel 2: Wijze van meten
Dit artikel geeft aan op welke wijze de berekening van maten plaatsvindt.


Hoofdstuk 2 – Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die in het plangebied voorkomen. Voor ieder bestemmingsvlak op de verbeelding, bevat hoofdstuk 2 een regeling. Als op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, is de hoofdregel dat de hoofdgebouwen binnen de bouwgrenzen dienen te worden opgericht. Bij de indeling van de bestemmingsregels is conform de SVBP 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
• bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);

• bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);

• eventuele nadere eisen die het college van burgemeester en wethouders aan de

bebouwing kan stellen;

• eventuele afwijking van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);

• eventuele specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik

verboden is);

• eventuele afwijking van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels).


Artikel 3: Woongebied
Deze bestemming is toegekend aan het gehele plangebied. Met deze bestemming wordt de realisatie van fase 2.0 en gedeeltelijk fase 3.1 van Willem Alexanderhof planologisch mogelijk gemaakt. Op gronden met de bestemming Woongebied is het toegestaan om woonhuizen, ontsluitingswegen, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, oevers, bermen, beplanting en groen te realiseren, evenals waterpartijen. Daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, woonstraten en paden, openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, watervoorzieningen, waaronder waterbergingen, sloten en oevers en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn ook mogelijk gemaakt.


Hoofdstuk 3 – Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 4: Algemene gebruiksregels
In dit artikel worden regels gesteld aan het gebruik die gelden voor alle bestemmingen in dit bestemmingsplan.

Artikel 5: Algemene afwijkingsregels
Deze bepaling geeft de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan onder meer ten aanzien van het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, hoogte en oppervlakte van bouwwerken.

Artikel 6: Antidubbeltelregeling
Op grond van de antidubbeltelregel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan er wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat.

Hoofdstuk 4 – Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs en slotregels. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 7: Overgangsrecht
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond en was toegestaan bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De regeling is overgenomen uit de standaardbepaling in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.2.1 Bro stelt regels voor overgangsrecht van bouwwerken en artikel 3.2.2 Bro stelt regels voor overgangsrecht van gebruik.

Artikel 8: Slotregels
In de slotregel is de officiële naam van het uitwerkingsplan, Willem Alexanderhof fase 2.0 en 3.1 bepaald. Onder deze naam kan het uitwerkingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In het moederplan is reeds aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. De Gemeente Den Helder heeft op 6 oktober 2004 een overeenkomst gesloten met Woningstichting Den Helder over de samenwerking en uitvoering van het project Julianadorp Oost. Samen met de woningstichting heeft de gemeente alle gronden in bezit en/of contractuele afspraken gemaakt met de particuliere eigenaren binnen het plangebied. Alle te verhalen kosten met betrekking tot het plangebied kunnen daarmee via de gronduitgifte verhaald worden. Kostenverhaal is op deze manier verzekerd, waardoor het niet noodzakelijk was om gelijktijdig met het moederplan een exploitatieplan vast te stellen


Op 15 november 2015 heeft de gemeenteraad van Den Helder de grondexploitatie voor Julianadorp Oost vastgesteld. Hierbij is al rekening gehouden met de woningen die in fase 2.0 en 3.1 worden gerealiseerd. Het project Julianadorp Oost werd destijds op basis van de grondbalans economisch uitvoerbaar geacht. Voor ontwikkelingen waar ten tijde van de grondbalans nog geen duidelijkheid over was, is het doel om deze voor de gemeente ten minste budgetneutraal uit te voeren.

6.2 Maatschappelijke en procedurele uitvoerbaarheid

Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de uitwerkingsregels van het moederplan opgesteld. Over het moederplan plan en daarmee ook over de in het moederplan opgenomen uitwerkingsregels is vooroverleg gevoerd met diverse instanties en bestond voor een ieder de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. De inspraakprocedure op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van Den Helder is hierbij gevolgd.

Gedurende de termijn van ter inzage legging van het moederplan zijn 14 inspraakreacties ontvangen. De vooroverleg- en inspraakreacties zijn beantwoord en eventuele wijzigingen op basis van de reacties zijn voor vaststelling doorgevoerd in het moederplan. Hiermee wordt het uitwerkingsplan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

Voor de vaststelling van het uitwerkingsplan wordt de procedure doorlopen zoals die is bepaald in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Het vastgesteld uitwerkingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen van 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020 en het wettelijk vooroverleg heeft plaatsgevonden (artikel 3.1.1. Bro). Er zijn geen zienswijzen ingediend op het plan.