1 Inleidende regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2011' met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Noorderhaaks te Julianadorp' van de gemeente Den Helder.
1.1 Plan:
Het wijzigingsplan 'Noorderhaaks te Julianadorp' met identificatienummer NL.IMRO.0400.412WPNOORDERH2016-VST1 van de gemeente Den Helder.
1.2 Wijzigingsplan:
De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten en paden;
- voet- en rijwielpaden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-onverhard' zijn geen wegen, straten en paden alsmede voet- en rijwielpaden toegestaan;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorziening;
- nutsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- sloten en bermen;
- water;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers.
2.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :
- nutsvoorzieningen en/of;
- beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.
2.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meet dan 3 meter bedragen;
- het maximale oppervlak mag niet meer dan 20m2 bedragen.
2.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:
- de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiligingen regeling van het verkeer mag niet meer dan 4,00 m bedragen.
2.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en
- de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.
2.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
- het inrichten van de gronden in afwijking van het aangegeven dwarsprofiel;
- het gebruik als staanplaats voor onderkomens;
- het storten van puin en vuil;
- het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het plaatsen van kampeermiddelen.
2.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.4, sub a en toestaan dat van het aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie voor aanliggende geluidsgevoelige bebouwing optreedt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- oever, bermen en beplanting;
- waterpartijen;
- aanleggelegenheid;
met daaraan ondergeschikt:
- wegen, straten en paden;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:
- ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ mag een spoorbrug worden aangelegd met een maximale bouwhoogte van 10 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer alsmede voor verkeer mogen niet meer dan 5 meter bedragen gemeten vanaf het bijbehorende landhoofd;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meterbedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
6.1 Algemeen
Het gestelde binnen de aanduidingsregels van dit artikel gaan voor boven het gestelde in de bestemmingsregels.
6.2 Geluidszone - Industrie
6.2.1 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
6.2.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
6.3 Veiligheidszone - Munitie
6.3.1 Bouwregels
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone–Munitie 1’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd;
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone_Munitie 2’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden worden gebouwd;
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone _ Munitie 3’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie alsmede grote glasoppervlakken worden gerealiseerd.
6.3.2 Specifieke gebruiksregels
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie 1’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van wegen, parkeerterreinen en recreatie.
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie 2’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van,
- hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan)
- gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, enz.
- recreatieve voorzieningen welke grote aantal recreantentrekken, bijvoorbeeld sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken, enz.
- Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie 1, 2 of 3’ gelegen gebieden mogen activiteiten plaatsvinden die over en weer hetzij direct een onevenredig gevaar voor de veiligheid vormen of kunnen vormen.
6.3.3 Uitzondering
Het bepaalde in lid 6.3.2. is niet van toepassing op gebruik welke reeds aanwezig was op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.3.4 Regels inzake afwijking van de gebruiksregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruiksverbod als bepaalde in lid 6.3.2 indien:
- het nieuwe gebruik zal leiden tot een afname van het aantal personen binnen de betreffende aanduiding;
- een verklaring van geen bezwaar van het ministerie van defensie wordt overlegd dat zij instemmen met het gewijzigd gebruik.
6.4 Veiligheidszone - LPG
6.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
6.4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten.
6.4.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:
- het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object(met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).
6.4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "veiligheidszone - lpg" te wijzigen door:
- de aanduiding "veiligheidszone - lpg" te verwijderen. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
- de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
- de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
6.5 Geluidszone – Luchtvaart
6.5.1 Aanduidingomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone -luchtvaart' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten als gevolg van landende en opstijgende vliegtuigen.
6.5.2 Bouwregels
Binnen de met de aanduiding, ‘Geluidszone –Luchtvaart 35-40’, Geluidszone -Luchtvaart 40-45’, en Geluidszone Luchtvaart 45-50’ gelegen gebieden is het niet toegestaan om woningen en gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies te bouwen.
6.5.3 Specifieke gebruiksregels
- Binnen de met de aanduiding ‘Geluidszone –Luchtvaart 35-40’, Geluidszone -Luchtvaart 40-45’, en Geluidszone Luchtvaart 45-50’ gelegen gebieden' is het niet toegestaan het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van woningen en gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.
6.5.4 Regels inzake afwijking van de bouwregels
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bouwverbod als bepaalde in lid 6.5.2 indien:
- binnen de aanduiding ‘Geluidszone - Luchtvaart 35-40’:
- woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;
- woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen;
- binnen de aanduiding ‘Geluidszone - Luchtvaart 35-40’ en ‘Geluidszone - Luchtvaart 40-45’:
- woningen ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
- binnen de aanduiding ‘Geluidszone - Luchtvaart 35-40’, Geluidszone - Luchtvaart 40-45’, en Geluidszone - Luchtvaart 45-50’ indien sprake is van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen vervangen die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig zijn, respectievelijk op dat tijdstip reeds een hogere geluidsbelasting ondervonden dan 40 Kosteneenheden.
Lid c geldt niet indien de vervanging zou leiden tot:
- een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
- een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden, of
- een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1
het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien:
- tijdens of na de realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages, en/of;
- na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft en/of;
- sprake is van een algemeen belang of van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld;
- de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits
- de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.
7.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van:
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
het plan wijzigen in die zin dat:
de bestemming ‘Agrarisch’ kan worden gewijzigd naar bestemming ‘Verkeer’ en‘water’ mits:
- deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 1’;
- na toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid de regel van artikel 14 en 17 van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2011' van toepassing zijn;
- de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperkt;
- minimaal 15% van het te verharden oppervlak als water binnen de wijzigingsgebied opgenomen wordt;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels deel uitmakend van het wijzigingsplan ‘Noorderhaaks te Julianadorp' van de Gemeente Den Helder.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering d.d. 20 september 2016.