direct naar inhoud van Regels
Plan: Koningstraat 22, 33 en 92
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.518WP1Koningstr-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Stadshart Centrum Koningstraat-Spoorstraat 2020 ' met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Koningstraat 22, 33 en 92' van de gemeente Den Helder, met in achtneming van de Paraplubestemmingsplannen 'Kamerverhuur, woningsplitsing en Bed&Breakfast 2021' (NL.IMRO.0400.611BSPWONEN2021-VST1) en 'Parkeren 2021' (NL.IMRO.0400.BPPARKEREN2021-VST1).

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan 'Koningstraat 22, 33 en 92' met identificatienummer NL.IMRO.0400.518WP1Koningstr-VST1 van de gemeente Den Helder.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. een museum ter plaatse van de aanduiding ‘museum’.

met daaraan ondergeschikt

  • d. aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • e. [vervallen sinds in werkingtreding van het Paraplubestemmingsplan 'Kamerverhuur, woningsplitsing en Bed&Breakfast 2021'];
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.

2.2 Bouwregels
2.2.1 Algemeen

Op en onder de in artikel 2.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

2.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken;
  • b. maximum goothoogte en bouwhoogte: zoals met de aanduiding ‘maximum goothoogte en bouwhoogte’ op de verbeelding is aangeduid;
  • c. maximum bouwhoogte; zoals met de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ op de verbeelding is aangeduid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c gelden voor gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - monument' de regels zoals opgenomen in de Erfgoedverordening gemeente Den Helder 2017, dan wel de rechtsopvolgers van deze verordening;
  • e. maximum aantal woningen: zoals met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven; indien geen aanduiding is opgenomen dan geldt het bestaande aantal woningen, zoals op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is toegestaan, als maximum;
  • f. [vervallen sinds in werkingtreding van het Paraplubestemmingsplan 'Parkeren 2021'].
2.2.3 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd het bepaalde onder artikel 2.2.2, en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend als aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het achtererfgebied.

Maximum oppervlak

  • c. het maximaal te realiseren gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk is aan 100 m2, 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter is dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2, 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2 of,
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2, 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2;

Maximum hoogten

  • d. gebouwen voor zover gelegen op een afstand van niet meer dan 4 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, mogen niet hoger zijn dan:
    • 1. 5 m,
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 3. het hoofdgebouw,
  • e. Voor zover op een afstand van meer dan 4 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
    • 1. Indien uitgevoerd met een plat dak niet hoger dan 3 meter;
    • 2. Indien uitgevoerd met een kap, gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55 graden, niet meer dan 5 meter, waarbij de maximum bouwhoogte verder begrensd wordt door de volgende formule: maximale bouwhoogte (m) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (m) x 0,47) + 3;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d en e mogen overkappingen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximum bouwhoogte van 3,5 meter.
2.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: 1,5 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erf- en terreinafscheidingen
    • 1. maximum bouwhoogte: 1 meter, of
    • 2. maximum bouwhoogte: 2 meter, mits:
      • gelegen achter de voorgevelrooilijn
      • gelegen op meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, of
    • 3. maximum bouwhoogte 1 meter met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter, mits
      • gelegen achter de voorgevelrooilijn;
      • binnen 1 meter vanaf openbaar toegankelijk gebied.
2.2.5 Dakterrassen

In afwijking van het bepaalde in lid 2.2.1 tot en met 2.2.4 mogen dakterrassen gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:

  • a. het dakterras wordt gebouwd ten behoeve van de functie wonen;
  • b. het dakterras mag uitsluitend gerealiseerd worden bovenop de eerste bouwlaag;
  • c. het dakterras reikt tot maximaal 4 meter uit de achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • d. maximum hoogte hekwerk ten behoeve van de afscheiding van het dakterras: 1,20 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer.
2.3 Specifieke gebruiksregels
2.3.1 Functies in aan- en uitbouwen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 2, lid 1 sub a, d en e geldt dat woonfuncties, Bed en Breakfast en/of een aan huis gebonden beroep/bedrijf buiten het bouwvlak alleen zijn toegestaan indien de aan- of uitbouw minimaal over een breedte van 2 meter aan het hoofdgebouw is verbonden, en het aantal woningen op het perceel niet toeneemt.

2.3.2 Aan huis gebonden beroep/bedrijf

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 2, lid 1 sub d geldt dat de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf toegestaan is onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, waarbij de activiteiten met betrekking tot een aan huis gebonden beroep/bedrijf zowel naar gebruik als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon) karakter van de woning en wijk;
  • b. het geen detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horecagerelateerde activiteiten betreft, tenzij het als ondergeschikte nevenactiviteit van het in de woning uitgeoefende aan huis gebonden beroep/bedrijf plaatsvindt;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf beslaat niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 35 m²;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het aan huis gebonden beroep/bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner van de betreffende woning;
  • f. de activiteiten die samenhangen met het aan huis gebonden beroep/bedrijf mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet Milieubeheer;
  • g. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep/bedrijf mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerdruk ter plaatse van de openbare ruimte.
2.3.3 Bed & breakfast

[vervallen sinds in werkingtreding van het Paraplubestemmingsplan 'Kamerverhuur, woningsplitsing en Bed&Breakfast 2021'];

Artikel 3 Waarde-Archeologie-2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie-2’ zijn, naast de andere voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op en in deze gronden voorkomende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 350 cm –NAP een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

3.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in artikel 3.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
3.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in artikel 3.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 3.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op en in de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 350 -NAP cm:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • d. verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • h. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • i. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
3.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het bepaalde onder artikel 3.3.1 is niet van toepassing:

  • a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • c. indien uit archeologisch onderzoek, naar oordeel van burgemeester en wethouders, is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
3.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals bedoeld onder artikel 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat artikel genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal;
  • b. Voor zover de onder artikel 3.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 3.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde-Archeologie-2' wijzigen, dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakend van het het wijzigingsplan 'Koningstraat 22, 33 en 92' van de gemeente Den Helder.



Aldus vastgesteld in de collegevergadering d.d. 21 juni 2022.