direct naar inhoud van Regels
Plan: Stationslocatie 2014
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0400.215BPSTATIONSP2014-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stationslocatie 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0400.215BPSTATIONSP2014-0001 van de gemeente Den Helder;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, zoals omschreven in Bijlage 2, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke;

1.10 bestaand gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.11 bestaande bebouwing:

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouw/omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

1.12 bestaande hoogte:

de hoogte zoals ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel indien het de hoogte van een bouwwerk betreft de hoogte zoals na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouw/omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, als dan niet ter plaatse bereid;

1.21 cafetaria / snackbar:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.22 daghorecabedrijf:

een horecabedrijf dat gericht is op het hoofdzakelijk overdag (gedurende de openingstijden van de naastgelegen winkels plus twee uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants, en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.26 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.27 discotheek / bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren voor overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (geen daghorecabedrijf);

1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksinrichting, seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.31 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.32 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.35 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.36 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

1.37 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

1.38 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

1.39 horeca van categorie 5:

en bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.40 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.41 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.42 koffie-/theehuis:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

1.43 luifel:

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal)medische, (sociaal)culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar vervoer, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 (nacht)bar:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken;

1.46 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.47 ondergeschikte detailhandel:

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan. De detailhandelsfunctie mag niet plaatsvinden op een vloer- of grondoppervlakte die meer bedraagt dan 25% van de bruto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 300 m²;

1.48 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 m bedraagt:
    • 1. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil;
1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.52 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 verblijfsgebied:

een niet voor gemotoriseerd verkeer openbaar toegankelijke en ongebouwde ruimte, tevens bestemd voor groen;

1.55 verkeersareaal:

gronden die in gebruik zijn als verkeersruimte voor al dan niet gemotoriseerd verkeer, bestaande uit rijwegen inclusief parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden, niet zijnde autowegen of autosnelwegen;

1.56 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van binnen gebouwen gelegen ruimten, gemeten tussen de binnenzijde van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke woningscheidende muren;

1.57 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 toegelaten overschrijding:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, installatiekasten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidsgevoelige objecten;
  • b. wonen;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen;

alsmede

  • d. verblijfsgebied.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de in Bestemmingsomschrijving genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. voor wonen geldt de volgende regel:
    • 1. maximaal 1 woning.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • b. dienstverlening;
  • c. koffie-/theehuis;
  • d. horeca van categorie 1 en 2;
  • e. horeca van categorie 5;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. wonen;
  • h. aan-huis-gebonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. wegen, straten en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de in 4.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. voor wonen geldt de volgende regel:
    • 1. uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
  • b. voor parkeren geldt:
    • 1. Er moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn vervat in Bijlage 1, uitgaand van de kolom 'schil';
    • 2. Bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen kan, alleen na een goede onderbouwing, een afwijking van 10% worden toegestaan;
    • 3. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorziening gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals die in Bijlage 3 zijn opgenomen;
    • 4. Er moet worden voldaan aan de maatvoering van parkeervakken zoals deze zijn vervat in Bijlage 4.
  • c. voor tuinen geldt:
    • 1. niet grenzend aan de openbare ruimte.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidsgevoelige objecten;
  • b. kantoor;
  • c. fietsenstalling met ondergeschikte detailhandel;
  • d. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • e. koffie-/theehuis, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • f. horeca van categorie 2 en 4, zijnde café/bar ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

alsmede

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeren;
  • i. verblijfsgebied;
  • j. verkeersareaal.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. ten aanzien van de goot- en bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag tot een hoogte van 4,5 meter en met een minimale breedte van 9 meter geen andere bebouwing worden opgericht dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van ondersteuningsconstructies ten behoeve van de bebouwing daarboven, met een maximum bebouwingspercentage van 10% binnen het aanduidingsvlak;
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor masten een maximum bouwhoogte van 10 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de positie van de in lid 5.2.2 onder d geregelde onderdoorgang met dien verstande dat de regels ten aanzien van de minimale hoogte en breedte van de onderdoorgang van toepassing blijven.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de in 5.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. voor detailhandel geldt de volgende regel:
    • 1. totaal maximum vloeroppervlak: 200 m2 binnen het bestemmingsplan;
  • b. voor horeca van categorie 2 en 4 zijnde café/bar of koffie-/theehuis geldt de volgende regel:
    • 1. maximum totaal vloeroppervlak: 200 m2 binnen de bestemming;
  • c. voor parkeren geldt:
    • 1. Er moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn vervat in Bijlage 1, uitgaand van de kolom 'centrum';
    • 2. Bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen kan, alleen na een goede onderbouwing, een afwijking van 10% worden toegestaan;
    • 3. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorziening gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals die in Bijlage 3 zijn opgenomen;
    • 4. Er moet worden voldaan aan de maatvoering van parkeervakken zoals deze zijn vervat in Bijlage 4.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 5.4 onder c indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. sloten en bermen;
  • h. water;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, viaducten, dammen en/of duikers.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een klokkentoren mag niet meer dan 25 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

Artikel 7 Verkeer - Railverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. water;
  • e. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, viaducten, dammen en/of duikers;
  • h. bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorziening.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum oppervlak bovengrondse gebouwen bedraagt 45 m2 per gebouw;
  • b. de maximum bouwhoogte bedraagt 4,5 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, gemeten vanaf de bestaande hoogte van het perron.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c is tevens een gebouw toegestaan binnen het bouwvlak, waarvoor een maximum bouwhoogte geldt overeenkomstig de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een klokkentoren mag niet meer dan 25 meter bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van luifels, drooglopen, palen en masten mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3,00 m bedragen;
    • 4. de maximum bouwhoogte wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, gemeten vanaf de bestaande hoogte van het perron.

Artikel 8 Verkeer - Verblijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. sloten en bermen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. terrassen;
  • f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege een industrieterrein, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen en duikers.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een klokkentoren mag niet meer dan 25 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelobjecten en speelwerktuigen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

Artikel 9 Gemengd - uit te werken bestemming

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - uit te werken bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • b. dienstverlening;
  • c. koffie-/theehuis;
  • d. horeca van categorie 1, 2 en 4 zijnde café/bar;
  • e. horeca van categorie 5;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. wonen;
  • h. aan-huis-gebonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. wegen, straten en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken het plan uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels:

  • a. voor horeca van categorie 5 geldt de volgende regel:
    • 1. hotelkamers uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
    • 2. overige hotelfuncties in alle bouwlagen toegestaan;
  • b. voor wonen geldt de volgende regel:
    • 1. uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
  • c. voor parkeren geldt:
    • 1. Er moet worden voldaan aan de parkeernormen zoals deze zijn vervat in Bijlage 1, uitgaand van de kolom 'schil';
    • 2. Bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen kan, alleen na een goede onderbouwing, een afwijking van 10% worden toegestaan;
    • 3. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorziening gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals die in Bijlage 3 zijn opgenomen;
    • 4. Er moet worden voldaan aan de maatvoering van parkeervakken zoals deze zijn vervat in Bijlage 4.
9.3 Bouwregels
9.3.1 Voorlopig bouwverbod
  • a. Op de in het eerste lid genoemde gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening van het bepaalde onder a afwijken op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp uitwerkingsplan.
9.3.2 Algemeen

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en onder deze gronden toegelaten:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3.3 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van de bouwhoogte geldt de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
9.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 9.1, 9.2 en 9.3 ten behoeve van instandhouding, geheel of gedeeltelijke vernieuwing en uitbreiding van bestaande bebouwing en ten behoeve van gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met dien verstande dat uitbreiding niet mag leiden tot een vergroting van de goot- of bouwhoogte, het oppervlak en/of de inhoud van meer dan 15% ten opzichte van bestaand.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag betrekking leidt tot grondroerende werkzaamheden van 50 m² of meer en dieper dan 3,0 meter onder peil.

10.2.2 Uitzondering onderzoeksplicht

Het bepaalde in artikel 10.2.1 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

10.2.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nader eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden. Het bevoegd gezag stelt, indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) daartoe aanleiding geeft, nadere eisen aan bouwplannen die kunnen strekken tot:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbodsregel

Op en onder de in 10.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 50 m² in combinatie met werken op een diepte van 3,00 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage op een diepte van 3,00 meter of meer;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 3,00 meter of meer.
10.3.2 Uitzondering verbodsregel

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  • d. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
10.3.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1

De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

10.3.4 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 kan slechts worden verleend indien een Inventariserend veldonderzoek (IVO) naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden en waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

10.3.5 Uitzondering onderzoeksplicht

Het bepaalde in artikel 10.3.4 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

10.3.6 Voorschriften omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Verbodsregel

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving en/of specifieke gebruiksregels.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Ligging van de wegas
  • a. De as van de weg dient gelegen te zijn ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg', waarbij de weg uit maximaal 1 rijstrook mag bestaan en de rijlijnen niet verder dan 3 meter van de as van de weg mogen liggen;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat:
    • 1. de as van de weg anders geprojecteerd wordt, en/of
    • 2. de rijlijnen op grotere afstand van de as van de weg mogen liggen en
    • 3. met dien verstande dat door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidsbelasting vanwege de betreffende weg op de gevels van de langs de bij vaststelling van het plan weergegeven aanduiding 'as van de weg' geprojecteerde of aanwezige geluidsgevoelige gebouwen lager of gelijk is aan de voor deze gebouwen vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
13.2 Geluidzone - industrie
13.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
13.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijkingsbevoegdheid

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels en op de verbeelding gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels in die zin dat wordt afgeweken van de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 3, tot niet meer dan 10% van die normen;
  • c. de regels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van parkeernormen, aanwezigheidspercentages en maatvoering van parkeervakken indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. de regels ten aanzien van de bouwgrenzen in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de grootte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • g. de regels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, installaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en architectonische verbijzonderingen wordt vergroot met niet meer dan 7,00 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijdend;

    • 1. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
    • 2. erkers, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 0,60 m overschrijdend;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
    • 3. luifels, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 3,00 m overschrijdend.
14.2 Beperking afwijkingsbevoegdheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.

14.3 Voorwaarde afwijkingsbevoegdheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stationslocatie 2014.