Inhoudsopgave

 

Planregels

Hoofdstuk 1    Inleidende regels.. 3

Artikel 1        Begrippen. 3

Artikel 2        Wijze van meten. 8

Hoofdstuk 2    Bestemmingsregels.. 9

Artikel 3        Maatschappelijk- Militair terrein. 9

Artikel 4        Water-1 (Waddengebied) 13

Artikel 5        Water-2 (Noordzee) 17

Aanvullende bestemmingsbepalingen.. 19

Artikel 6        Leiding - Leidingstrook. 19

Artikel 7        Waterstaat - Waterkering. 21

Hoofdstuk 3 Algemene regels.. 23

Artikel 8        Anti-dubbeltelbepaling. 23

Artikel 9        Algemene gebruiksregels. 24

Artikel 10     Algemene aanduidingsregels. 25

Artikel 11     Algemene afwijkingsregels. 28

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.. 29

Artikel 12     Overgangsbepalingen. 29

Artikel 13     Slotbepaling. 30

 

 

 

 

 

 



Hoofdstuk 1   Inleidende regels

 

Artikel 1    Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 

 

1.     plan :

het Bestemmingsplan Zeegebied 2013 van de gemeente Den Helder; 

2.     bestemmingsplan :

de  geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0400.911BPZEEGEB2013-VST1;

3.     aanbouw :

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.     aanduiding :

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.     aanduidingsgrens :

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.     aangrenzende percelen :

percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel.);

7.     ander bouwwerk :

bouwwerken, geen gebouw zijnde;

8.     antenne installatie :

antennedrager en antenne tbv de mobile telecommunicatie;

9.     bebouwing :

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

10.   bebouwingspercentage :

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

11.   beperkt kwetsbaar object :

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;


12.   bestaand :

a.     bij bouwwerken:

-   bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b.     bij gebruik:

-   bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

13.   bestaande bebouwing :

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

14.   bestemmingsgrens :

de grens van een bestemmingsvlak;

15.   bestemmingsvlak :

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

16.   bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

 

17.   bouwen  :

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

18.   bouwgrens :

de grens van een bouwvlak;

19.   bouwlaag :

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

20.   bouwperceel :

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

21.   bouwperceelgrens :

een grens van een bouwperceel;

22.   bouwvlak :

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

23.   bouwwerk :

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;


 

24.   Cultuurhistorische kwaliteiten

Als cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee worden aangemerkt:

a.     de in de bodem aanwezige archeologische waarden, en

b.     de overige voor het gebied kenmerkende cultuurhistorische structuren en elementen, bestaande uit:

1°. historische scheepswrakken;

2°. verdronken en onderslibde nederzettingen en ontginningssporen, waaronder de dam Ameland-Holwerd;

3°. zeedijken en de daaraan verbonden historische sluizen, waaronder het ensemble Afsluitdijk;

4°.  landaanwinningswerken;

5°. systeem van stuifdijken;

6°. systeem van historische vaar- en uitwateringsgeulen, en

7°. kapen.

 

25.   dagrecreatie :

dagrecreatie staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;

26.   dak :

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

27.   detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

28.   dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

29.   erotisch getinte vermaaksfunctie :

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

30.   evenement :

een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarbij gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;

31.   gebouw :

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

32.   geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

33.   geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

34.   geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

35.   hogere grenswaarde :

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

36.   hoofdgebouw :

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

37.   horecabedrijf :

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.

38.   kampeermiddel :

a.     een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.     enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

        één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

39.   kleinschalige detailhandel :

het te koop aanbieden van goederen ten behoeve van de primaire levensbehoefte welke, door de beperkte omvang, in een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

40.   landschappelijke kwaliteiten

Als landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee worden aangemerkt de rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid met inbegrip van de duisternis.

41.   luifel :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

42.   maatschappelijke voorzieningen :

educatieve, (sociaal)medische, (sociaal)culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

43.   nutsvoorzieningen :

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

44.   overkapping :

een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

45.   peil :

                    de gemiddelde hoogwater lijn;

46.   permanente bewoning :

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;

47.   recreatie :

kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie;

48.   recreatief medegebruik :

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen die recreatieve gebruik is toegestaan;

49.   recreatieve bewoning :

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

50.   risicovolle inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

51.   seksinrichting :

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

52.   Wadwachtpost:

Een bouwwerk bestaande uit een huisje palen met als doel het toezicht houden op de om het bouwwerk gelegen natuur, en als secundair doel het bij laag water voorlichting geven aan recreanten met betrekking tot die natuur. De wadwachtpost dient gelegen te zijn op een locatie waarbij de natuur niet vanaf het vaste land of een eiland geobserveerd kan worden.


Artikel 2    Wijze van meten

 

2.1          Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.        de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b.        de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

 

c.        de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);

 

d.        de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

e.        de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

f.         de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

g.        de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;

 

 

 

2.2          Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.

 

 


Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

Artikel 3    Maatschappelijk- Militair terrein

 

 

3.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De voor ‘Maatschappelijk – Militair terrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     Militaire doeleinden

b.     natuur en natuurbeheer;

c.     behoud van landschappelijke kwaliteiten;

d.     behoud van cultuurhistorische kwaliteiten;

e.     kustbeheer;

f.      scheepvaart;

g.     recreatie;

h.     het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen of ten behoeve van bij de bouwregels toegestane bebouwing;

i.      het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken.

 

 

3.2       Bouwregels

 

3.2.1     Bouwen

                Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

a.     bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee;

b.     bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen;

c.     bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland, en

d.     wadwachtposten, voor zover het een locatie betreft die niet vanaf het vaste land of een Waddeneiland bewaakt kan worden.

 

3.2.2     Bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee

            Voor het bouwen van bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee, geldt de volgende regel:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer dan 10 meter bedragen;

 


3.2.3     bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen

            Voor het bouwen van bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen , gelden de volgende regels:

a.     De bouwwerken mogen alleen bestaan uit bouwwerken, geen gebouw zijnde;

b.    De bouwwerken zijn alleen toegestaan binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van water – MZI’;

c.     De  bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, gemeten vanaf NAP.

 

3.2.4     bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland

            Voor het bouwen van bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland, gelden de volgende regels:

a.     De bouwwerken mogen alleen bestaan uit bouwwerken, geen gebouw zijnde;

b.    De  bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.

 

3.2.5     Wadwachtposten

            Voor het bouwen van Wadwachtposten, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet meer dan 8 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van het voor mensen toegankelijke gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

c.     Het oppervlak van het voor mensen toegankelijke gebouw mag niet meer dan 50 vierkante meter bedragen.

 

 

3.3       Regels inzake afwijking van de bouwregels

het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·         De landschappelijke kwaliteiten;

·         De cultuurhistorische kwaliteiten;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 3.2.1 in die zin dat een tijdelijk bouwwerk mag worden gebouwd ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en monitoring, mits:

1.     de bebouwing geen grotere hoogte heeft dan 3 meter;

2.     de bebouwing alleen aanwezig zijn buiten het broedseizoen;

3.     er  's nachts geen verlichting aanwezig is behalve als dit vanuit de scheepvaartverkeerswet verplicht is.

 

3.4       Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen;

b.     het inpolderen, bedijken en/of indijken van gronden/gebieden;.

c.     Het gebruik van gronden ten behoeve van het aanleggen/uitbreiden van vliegvelden;

d.     Het parkeren van booreilanden en andere offshore-installaties.

e.     het opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties in de Waddenzee;

f.       het winnen van oppervlaktedelfstoffen met uitzondering van

1.     het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen, en

2.     het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

 

3.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.     het ophogen en afgraven van gronden;

2.     baggeren van de hoofdvaargeulen;

3.     het verstoren van de ondergrond op een grotere diepte dan 10 meter gerekend vanaf de zeebodem.

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.     zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

3.     noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond, danwel de veiligheid van het scheepsverkeer;

 

c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,  indien:

1.  bij  verdere verdieping van de hoofdvaargeul sprake is van:

·                    tijdelijkheid

·                    een incidenteel toepassing

2. de activiteiten geen betrekking hebben op activiteiten zoals in  lid d genoemd.

 

d.     Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor werken die verband houden met:

1.    het inpolderen van gronden;

2.    het bedijken of indijken van gronden;

3.    het aanleggen van vliegvelden;

4.     de opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties

 

 

 

 



Artikel 4    Water-1 (Waddengebied)

 

 

4.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De voor ‘Water -1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     natuur en natuurbeheer;

b.     behoud van landschappelijke kwaliteiten;

c.     behoud van cultuurhistorische kwaliteiten;

d.     kustbeheer;

e.     scheepvaart;

f.      recreatie;

g.     ter plekke van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – MZI’, zijn mosselvanginstallaties toegestaan;

h.     het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen of ten behoeve van bij de bouwregels toegestane bebouwing;

i.      het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken.

 

 

 

4.2       Bouwregels

 

4.2.1     Bouwen

                Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

a.     bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee;

b.     bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen;

c.     bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland, en

d.     wadwachtposten, voor zover het een locatie betreft die niet vanaf het vaste land of een Waddeneiland bewaakt kan worden.

 

 

4.2.2     Bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee

            Voor het bouwen van bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Waddenzee, geldt de volgende regel:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer dan 10 meter bedragen;

 

 

4.2.3     bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen

            Voor het bouwen van bouwwerken voor alternatieve mosselzaadbronnen , gelden de volgende regels:

a.     De bouwwerken mogen alleen bestaan uit bouwwerken, geen gebouw zijnde;

b.    De bouwwerken zijn alleen toegestaan binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van water – MZI’;

c.     De  bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, gemeten vanaf NAP.

d.     de aanvrager overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.2.4     bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland

            Voor het bouwen van bouwwerken voor een adequate afwatering van het vasteland, gelden de volgende regels:

a.     De bouwwerken mogen alleen bestaan uit bouwwerken, geen gebouw zijnde;

b.    De  bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.

 

 

4.2.5     Wadwachtposten

            Voor het bouwen van Wadwachtposten, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet meer dan 8 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van het voor mensen toegankelijke gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;

c.     Het oppervlak van het voor mensen toegankelijke gebouw mag niet meer dan 50 vierkante meter bedragen.

 

 

4.3       Regels inzake afwijking van de bouwregels

het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·         De landschappelijke kwaliteiten;

·         De cultuurhistorische kwaliteiten;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 4.2.1 in die zin dat een tijdelijk bouwwerk mag worden gebouwd ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en monitoring, mits:

1.     de bebouwing geen grotere hoogte heeft dan 3 meter;

2.     de bebouwing alleen aanwezig zijn buiten het broedseizoen;

3.     er  's nachts geen verlichting aanwezig is behalve als dit vanuit de scheepvaartverkeerswet verplicht is.

 

4.4       Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen;

b.     het inpolderen, bedijken en/of indijken van gronden/gebieden;.

c.     Het gebruik van gronden ten behoeve van het aanleggen/uitbreiden van vliegvelden;

d.     Het parkeren van booreilanden en andere offshore-installaties.

e.     het opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties in de Waddenzee;

f.       het winnen van oppervlaktedelfstoffen met uitzondering van

1.     het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen buiten de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – leiding’, en

2.     het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

 

 

4.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.     het ophogen en afgraven van gronden;

2.     baggeren van de hoofdvaargeulen;

3.     het verstoren van de ondergrond .

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.     zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

3.     noodzakelijk zijn in verband met de veiligheid van het scheepsverkeer.

 

c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,  indien:

1.     bij  verdere verdieping van de hoofdvaargeul sprake is van:

·         tijdelijkheid

·         een incidenteel toepassing

2.     de activiteiten geen betrekking hebben op activiteiten zoals in  lid d, genoemd.

3.     binnen de bestemming:

a.  blijkt dat een door de aanvrager aan te leveren rapport, de in artikel 4.5, lid a genoemde activiteiten, niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische resten; Het rapport dient te worden opgesteld door een daartoe genormeerd bureau.

 

b.   de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zoals blijkt uit de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

c.   bij het aantreffen van archeologische waarden aan de vergunning de volgende regels te worden verbonden:

·           de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

·           de verplichting tot het doen van afgravingen, of;

·           de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

d.     Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor werken die verband houden met:

1.     het inpolderen van gronden;

2.     het bedijken of indijken van gronden;

3.     het aanleggen van vliegvelden;

4.     de opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties;

5.     de verdere verdieping plaatsvindt binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – leiding’.

 

 

 

 


Artikel 5    Water-2 (Noordzee)

 

 

5.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De voor ‘Water -2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     natuur en natuurbeheer;

b.     behoud van landschappelijke kwaliteiten;

c.     behoud van cultuurhistorische kwaliteiten;

d.     kustbeheer;

e.     scheepvaart;

f.      (Beroepsmatige)visserij

g.     recreatie;

 

met de daarbij behorende:

h.     bouwwerken

 

 

5.2       Bouwregels

 

5.2.1     Bouwen

                Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van:

a.     bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Noordzee;

 

5.2.2     Bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in de Noordzee

            Voor het bouwen van bouwwerken noodzakelijk voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer op de Noordzee, geldt de volgende regel:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer dan 10 meter bedragen;

 

 

5.3       Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen;

b.     het inpolderen, bedijken en/of indijken van gronden/gebieden;.

c.     Het parkeren van booreilanden en andere offshore-installaties.

d.     het opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties onder de Waddenzee;

 

 


5.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.   het ophogen en afgraven van gronden;

2.   baggeren van de hoofdvaargeulen;

3.   het verstoren van de ondergrond .

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.   zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

3.   noodzakelijk zijn in verband met de veiligheid van het scheepsverkeer.

 

c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,  indien:

1.     bij  verdere verdieping van de hoofdvaargeul sprake is van:

·         tijdelijkheid

·         een incidenteel toepassing

2.     de activiteiten geen betrekking hebben op activiteiten zoals in  lid d, genoemd.

3.     binnen de bestemming:

a.  blijkt dat een door de aanvrager aan te leveren rapport, de in artikel 5.4, lid a genoemde activiteiten, niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische resten; Het rapport dient te worden opgesteld door een daartoe genormeerd bureau.

 

b.   de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zoals blijkt uit de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

c.   bij het aantreffen van archeologische waarden aan de vergunning de volgende regels te worden verbonden:

·           de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

·           de verplichting tot het doen van afgravingen, of;

·           de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

d.     Een omgevingsvergunning wordt niet verleend voor werken die verband houden met:

1.     het inpolderen van gronden;

2.     het bedijken of indijken van gronden;

3.     de opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties onder de Waddenzee.

 

 

Aanvullende bestemmingsbepalingen

 

Artikel 6    Leiding - Leidingstrook

 

 

6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

a.     een strook ten behoeve van ondergrondse transportleiding;

met de daarbij behorende:

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2       Bouwregels

 

6.2.1     bouwen

In afwijking van het bepaalde voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

6.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4       Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1     het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 3 meter binnen de basisbestemming, mits:

a.     geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen; en

b.    vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

 

6.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.     het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;

2.     het indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.     zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

1.     door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de, in het lid 6.1. genoemde, leiding ontstaat of kan ontstaan;

2.      vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

3.     de belangen als benoemd in de primaire bestemming niet worden geschaad.

 

 


Artikel 7    Waterstaat - Waterkering

 

7.1       Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.     de instandhouding van de primaire waterkering waaronder de kernzone en de beschermingszone van de waterkering;

 

Met de daarbij behorende:

b.     waterstaatwerken, zoals taluds, dijken, pieren;

c.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kadermuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.

 

Alsmede voor:

d.     meteorologische meetinstrumenten

 

Deze bestemming is secundair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

 

7.2       Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden gelden de volgende bepalingen, tenzij op de verbeelding of binnen de basisbestemming anders wordt mogelijk gemaakt:

 

7.2.1     Bouwen van gebouwen

Vanwege de Waterkering mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

 

7.2.2     Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de Waterkering geldt:

a.     op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, mag maximaal 6,00 m bedragen.

Tevens mogen de gronden worden bebouwd ten behoeve van de basisbestemming overeenkomstig de  bouwregels behorende bij de basisbestemming.

 

7. 3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.


7.4       Afwijken van de bouwregels

het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2. voor de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de basisbestemming, mits:

 

·         er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de water­kerende functie van de dijk;

·         vooraf positief advies is ontvangen van het Hoogheemraadschap.

 

7.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.     het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiing, kades of aanlegplaatsen;

2.     b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

3.     e. het uitvoeren van graafwerkzaamheden zoals, het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

4.     f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;

5.     g. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen;

6.     i. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

7.     het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen.

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.     zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

3.     noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;

 

c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend,  indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8    Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 9    Algemene gebruiksregels

 

 

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b.     het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c.     het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;

d.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;

e.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

 

 


Artikel 10  Algemene aanduidingsregels

 

 

10.1     Geluidszone -  industrie

 

10.1.1  geluidszone - industrie Haven Den Helder

 

Binnen de aanduiding 'geluidszone – industrie Haven Den Helder' zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan, met dien verstande dat onder geluidsgevoelige functies niet worden verstaan gebouwen of ruimtes ten behoeve van onderwijs die ondersteunend zijn aan de bedrijfsactiviteiten behorende bij het  gezoneerd industrieterrein Haven Den Helder.

 

10.1.2  geluidszone - industrie Oostoever

 

Binnen de aanduiding 'geluidszone – industrie Oostoever' zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan, met dien verstande dat onder geluidsgevoelige functies niet worden verstaan gebouwen of ruimtes ten behoeve van onderwijs die ondersteunend zijn aan de bedrijfsactiviteiten behorende bij het gezoneerd industrieterrein Oostoever.

 

10.1.3  geluidszone - industrie helihaven

 

Binnen de aanduiding 'geluidszone – industrie helihaven' zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan, met dien verstande dat onder geluidsgevoelige functies niet worden verstaan gebouwen of ruimtes ten behoeve van onderwijs die ondersteunend zijn aan de bedrijfsactiviteiten behorende bij het gezoneerd industrieterrein Luchthaven Den Helder.

 

10.2     Veiligheidszone -  munitie

 

10.2.1   Bouwregels

a.    Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone–Munitie A’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd;

b.    Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone_Munitie B’ gelegen gebieden mogen geen gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden worden gebouwd;

c.     Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone _ Munitie C’ gelegen gebieden mogen geen  gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie alsmede grote glasoppervlakken worden gerealiseerd;

 

10.2.2   Specifieke gebruiksregels

            a.     Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie A’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van wegen, parkeerterreinen en recreatie.

b.     Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie B’ gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van:  

1.     hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);

2.     gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, enz.;

3.     recreatieve voorzieningen welke grote aantal recreantentrekken, bijvoorbeeld sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken, enz.

 

c.     Binnen de met de aanduiding ‘Veiligheidszone-Munitie A, B of C’ gelegen gebieden  mogen activiteiten plaatsvinden die over en weer hetzij direct een onevenredig gevaar voor de veiligheid vormen of kunnen vormen.

 

10.2.3   Uitzondering

Het bepaalde in lid 10.2.1 is niet van toepassing op gebruik welke reeds aanwezig was op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

 

 

10.2.4   Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruiksverbod als bepaalde in lid 14.2.1 indien:

a.     het nieuwe gebruik zal leiden tot een afname van het aantal personen binnen de betreffende aanduiding;

b.     een verklaring van geen bezwaar van het ministerie van defensie wordt overlegd dat zij instemmen met het gewijzigd gebruik.                           

 

 

10.3     Veiligheidszone-bevi

 

10.3.1   veiligheidszone – bevi – 1

Functie

a.     Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

 

Bouwregels

b.     In afwijking tot het bepaalde in de bouwregels mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

c.     het bepaalde onder a. is niet van toepassing op aanwezige of geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten;

d.     c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op nieuwe beperkt kwetsbare objecten met een functionele binding;

e.     d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op aanwezige, geprojecteerde of nieuwe kwetsbare objecten met een functionele binding;

 

Gebruiksregels

 

gebruiksregeld

f.      e. de 10-6/jaar-contour van een risicovolle bedrijf, behorende bij de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1', mag niet liggen buiten de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1';

g.     f. in afwijking van het bepaalde onder d. zijn binnen de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1'  functies specifiek voor minder zelfredzame niet toegestaan.

 


Afwijken van de veiligheidszone - bevi -1

h.     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1, sub g, met dien verstande dat daarover een advies van de regionale brandweer is ontvangen die wordt meegenomen in de belangenafweging.

 

10.3.2. veiligheidszone - bevi - 2

 

Functie

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi - 2' zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

 

Bouwregels

a.     e. de 10-8/jaar-contour van een risicovolle bedrijf, behorende bij de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 1', mag niet liggen buiten de aanduiding 'veiligheidszone – bevi 2';

 

 

10.4     Vrijwaringszone- dijk

 

            bouwregels

 

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende op de bestemming aanvullende regel:

a.     er mag geen sprake zijn van niet- onomkeerbare ontwikkelingen;

b.     er moet worden meebewogen met het peil van de Noordzee.

 

 

10.5     Vrijwaringszone- duin

 

            bouwregels

 

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende op de bestemming aanvullende regel:

a.     er mag geen sprake zijn van niet- onomkeerbare ontwikkelingen;

b.     er moet worden meebewogen met het peil van de Noordzee.

 

 

10.6     Vrijwaringszone- schietrange

 

            Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - Schietrange" zijn de gronden tevens

                gereserveerd ten behoeve van een voor militaire doeleinden.

 

 

10.7     Vrijwaringszone- zend-ontvangstinstallaties

 

            Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone – Zend-ontvangstinstallaties" zijn de gronden tevens

                gereserveerd ten behoeve van een voor militaire doeleinden.

           

            bouwregels

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende op de bestemming aanvullende regel:

a.     de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 22 meter bedragen;

 

               

Artikel 11  Algemene afwijkingsregels

 

 

11.1      het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·         de verkeersveiligheid;

·         de milieusituatie;

·         het bebouwingsbeeld;

·         de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.     de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.     de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

e.     het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.     de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;

2.     de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.

 

11.2      Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aan­grenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.

 

11.3      Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1 sub a, kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het bebouwingsbeeld.

 

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12  Overgangsbepalingen

 

 

 

12.1      Overgangsrecht bouwwerken

1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig kan ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

3.     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

12.2      Overgangsrecht gebruik

 

1.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 


 

Artikel 13  Slotbepaling

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan

 

‘Zeegebied 2013’

 

 

van de Gemeente Den Helder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 juni 2013.

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

………………

 

De raadsgriffier,

 

 

 

 

…………………