Regels

 

 

 

Bestemmingsplan Harssens 2014

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE REGELS. 3

Artikel 1         Begrippen. 3

Artikel 2         Wijze van meten. 11

HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS. 13

Artikel 3         Maatschappelijk – militair terrein. 13

Aanvullende bestemmingsbepalingen. 15

Artikel 4         Waarde - Beschermd stadsgezicht 15

HOOFDSTUK 3. ALGEMENE REGELS. 17

Artikel 5         Anti-dubbeltelbepaling. 17

Artikel 6         Algemene gebruiksregels. 18

Artikel 7         Algemene aanduidingsregels. 19

Artikel 8         Algemene afwijkingsregels. 20

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS. 23

Artikel 9         Overgangsbepalingen. 23

Artikel 10       Slotbepaling. 24

 


HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE REGELS

Artikel 1   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder: 

 

1.         plan :

het Bestemmingsplan Harssens 2014 van de gemeente Den Helder; 

2.         bestemmingsplan :

de  geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0400.710BPHARSSENS2014-VST1;

3.         aanbouw :

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.         aanduiding :

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.         aanduidingsgrens :

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.         aangebouwd bijgebouw :

een bijgebouw welke aan het hoofdgebouw gebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouw;

7.         aangrenzende percelen :

percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel).

8.         aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

9.         ander bouwwerk :

bouwwerken, geen gebouw zijnde;

10.       antenne installatie :

antennedrager en antenne tbv de mobile telecommunicatie;

11.       bebouwing :

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

12.       bebouwingspercentage :

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

13.       Bed & Breakfast (B&B) :

Particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;

14.       bedrijfsgebouw :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

15.       bedrijfs-/dienstwoning :

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

16.       beperkt kwetsbaar object :

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

17.       beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte :

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke;

18.       bestaand :

a.     bij bouwwerken:

-   bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b.     bij gebruik:

-   bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

19.       bestaande bebouwing :

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is,

dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouw/omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

20.       bestemmingsgrens :

de grens van een bestemmingsvlak;

21.       bestemmingsvlak :

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

22.       bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;


23.       bijgebouw :

een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw [1] ;

24.       bouwen  :

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

25.       bouwgrens :

de grens van een bouwvlak;

26.       bouwlaag :

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

27.       bouwperceel :

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

28.       bouwperceelgrens :

een grens van een bouwperceel;

29.       bouwvlak :

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

30.       bouwwerk :

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

31.       cultuurhistorie :

De geschiedenis van de beschaving betreffende en betrekking hebbende op o.a. de werkterreinen:
geschiedenis, historische geografie, archeologie, bouwhistorie, dendrochronologie, historische ecologie en fysische geografie;

32.       dagrecreatie :

dagrecreatie staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;

33.       dak :

iedere boven beëindiging van een gebouw;

34.       dakopbouw :

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of goot van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;

35.       defensie-/militaire doeleinden :

doeleinden welke samenhangen met de landsverdediging;

36.       detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

37.       dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

38.       dienstverlening :

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

39.       ecologie:

leer van de betrekkingen tussen organismen en hun omgeving

40.       erf :

het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

41.       erotisch getinte vermaaksfunctie :

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

42.       evenement :

een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarbij gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;

43.       gebouw :

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

44.       geluidsbelasting :

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

45.       geluidsgevoelige functies :

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

46.       geluidsgevoelige objecten :

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

47.       geluidszoneringsplichtige inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een (nieuwe) zone moet worden vastgesteld;

48.       hogere grenswaarde :

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

49.       hoofdgebouw :

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

50.      horecabedrijf categorie 1 :

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

51.      horecabedrijf categorie 2 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

52.      horecabedrijf categorie 3 :

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

53.      horecabedrijf categorie 4 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

54.       horecabedrijf categorie 5 :

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

55.       kantoor :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

56.       kwetsbaar object :

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;

57.       landschappelijke waarden :

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

58.       luifel :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;


59.       maatschappelijke voorzieningen :

educatieve, (sociaal)medische, (sociaal)culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van defensie en openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten diensten van deze voorzieningen;

60.       natuurlijke waarden :

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

61.       nutsvoorzieningen :

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

62.       onderbouw :

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

63.       overbouw :

een gedeelte van een gebouw, welke indirect met ondergrond verbonden is en welke indirect steun vindt in of op de grond;

64.       ondergeschikte horeca

Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.

Hierdoor dient het horecabedrijf volgende eisen:

1.    de opening- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;

2.    het horecabedrijf maakt onderdeel uit van de bedrijfsvoering van de hoofdactiviteit;

3.    er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

4.    er wordt geen gevelreclame gemaakt voor het horecabedrijf

5.    er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;

6.    het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte die niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;

7.    bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen.

65.       overkapping :

een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;


66.       peil :

a.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 meter bedraagt:

-       de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 meter bedraagt:

-       de hoogte van het aanliggende terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.     voor een bouwwerk waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak meer dan 0,50 meter bedraagt:

-       De gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein;

67.       pension :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;

68.       praktijk- en/of kantoorruimte :

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf;

69.       prostitutie :

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

70.       risicovolle inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

71.       seksinrichting :

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

72.       uitbouw :

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

73.       vloeroppervlakte :

de totale vloeroppervlakte van binnen gebouwen gelegen ruimten, gemeten tussen de binnenzijde van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke woning- of bedrijfsscheidende muren;


74.       voorgevel :

De naar de weg gekeerde gevel of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt, bijvoorbeeld door een gevellijn op de verbeelding;

75.       voorgevellijn:

aanduiding in het bouwvlak waarop de voorgevel van een gebouw gebouwd dient te worden;

76.       voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde bij de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

77.       weg :

Alle voor openbaar verkeer openstaande wegen of paden;

78.       zijerf :

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel;

 


Artikel 2   Wijze van meten

 

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.         de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b.        de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

 

c.        het laagste punt van een bouwwerk;

het laagste punt vanaf peil tot aan de onderkant van de afgewerkte constructie van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

d.        de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);

 

e.        de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

f.         de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

g.        de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

h.        de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;

 

2.2        Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, installatiekasten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.

 

 


HOOFDSTUK 2. BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3   Maatschappelijk – militair terrein

 

 3.1       Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Maatschappelijk - Militair terrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     militaire doeleinden;

b.     aan militaire doeleinden en/of haven/zee gerelateerde civiele bedrijven danwel overheidsdiensten tot een maximale milieucategorie gelijk aan die van defensie-inrichtingen (SBI2008-8422);

 

met de daarbij behorende:

c.     terreinen;

d.     gebouwen;

e.     havenfaciliteiten;

f.      onderzoeksfaciliteiten;

g.     horecafaciliteiten tm categorie 2;

h.     kantoorfaciliteiten;

i.      wegen, paden en parkeervoorzieningen;

j.      groenvoorzieningen;

k.     water en kades;

l.      evenementen;

m.    (openbare)nutsvoorzieningen;

n.     bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

3.2        Bouwregels

 

3.2.1     Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen;

c.       het bebouwingspercentage mag niet meer dan het in het bouwvlak aangegeven bebouwingspercentage (%) bedragen;

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 meter bedragen, met uitzondering van een afgiftetoren[2].  De hoogte van een afgiftetoren mag niet meer dan 19 meter bedragen;

b.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 


3.3        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.      de verkeersveiligheid;

b.      de sociale veiligheid;

c.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

d.      de milieusituatie;

e.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

3.4        Afwijken van de bouwregels

het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1, lid a. voor de bouw van gebouwen buiten het bouwvlak mits:

a.      het oppervlak niet meer dan 20m2 bedraagt;

b.      de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan de daadwerkelijke hoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak;

c.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1.     de verkeersveiligheid;

2.     de sociale veiligheid;

3.     het straat- en bebouwingsbeeld;

4.     de milieusituatie;

5.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

3.5        Specifieke gebruiksregels

                Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

b.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van woningen.

 

3.6        Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de gebiedsaanduiding ‘wetgevingzone-wijzigingsgebied’ het plan wijzigen in die zin dat:

·         de grenzen van het bouwvlak gewijzigd kunnen worden tot de grenzen van de gebiedsaanduiding wetgevingszone-wijzigingsgebied waarbij een bebouwingspercentage wordt opgenomen van 60% en/of;

·         de maximale bouwhoogte verhoogt wordt naar 15 meter;

met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a.     Middels een uit te voeren windonderzoek dient aangetoond te worden dat de in het wijzigingsplan  mogelijke bouwmassa geen onevenredig gevaar oplevert ten aanzien van de veiligheid van (de vaarbewegingen van) de veerboten in de naastgelegen veerhaven;

b.     wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage A staat opgenomen;

c.     geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :

1.     het bebouwingsbeeld;

2.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Aanvullende bestemmingsbepalingen

Artikel 4   Waarde - Beschermd stadsgezicht

 

 

4.1        Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.      de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden van de gronden, bouwwerken, grondwerken en indien aanwezig fortificaties.

 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming. 

 

4.2       Bouwregels

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.      gebouwen mogen maximaal 100 meter lang zijn;

b.      de afstand van solitaire nieuwbouw tot bestaande gebouwen dient minimaal 6 meter te bedragen;

 

4.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de fortificaties nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken.

 

 

4.3        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.      het geheel of gedeeltelijk weghalen/slopen van beschoeiingen en kademuren langs het water;

2.      het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;

3.      het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

4.      het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, ten behoeve van nieuwe doorbraken, doorgangen of stegen in de bestaan bebouwingstructuur;

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.      zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.      noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gericht beheer of gebruik van de grond;

3.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.


c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

1.      door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de, in het lid  4.1. genoemde, gronden ontstaat of kan ontstaan;

2.      indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de naastgelegen fortificatie. Hiertoe dient het RCE een positief advies omtrent de uit te voeren werkzaamheden te hebben afgegeven. 

 

 

 

 

 


HOOFDSTUK 3. ALGEMENE REGELS

 

Artikel 5   Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


 

Artikel 6    Algemene gebruiksregels

 

 

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b.     het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c.     het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;

d.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;

e.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

f.      het gebruik van gebouwen of bouwwerken op zodanige wijze dat strijd ontstaat met de in bijlage A opgenomen parkeernormen;

g.     het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.

 


Artikel 7   Algemene aanduidingsregels

 

 

7.1        Vrijwaringszone - dijk

 

             Ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone – dijk’ zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de primaire waterkering.

 

 

               


Artikel 8   Algemene afwijkingsregels

 

8.1       het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·          de verkeersveiligheid;

·          de woonsituatie;

·          de milieusituatie;

·          het straat- en bebouwingsbeeld;

·          de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.       de bij recht in dit plan aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;

b.       voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 m bedragen en geen vergroting

c.      de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

d.     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

e.     de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

f.       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;

g.     de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de parkeernormen, zoals die in bijlage A staat opgenomen, mits

1.   het voldoen aan die regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

2.   voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

h.     het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.   de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;

2.   de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.

 

8.2       Eerdere afwijkingen

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

8.3       Voorwaarden aan het verlenen van afwijking

a.       Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aan­grenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.

b.       de in lid 19.1 onder a en b genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:

1.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

2.   de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;

3.   het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;

4.   de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig

      worden aangetast.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 


Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 9   Overgangsbepalingen

 

 

 

9.1       Overgangsrecht bouwwerken

1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.     Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

9.2        Overgangsrecht gebruik

 

1.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Slotbepaling

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan

 

‘Harssens 2014’

 

van de Gemeente Den Helder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 01 september 2014.

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

………………

 

De raadsgriffier,

 

 

 

 

…………………

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[1] van een bijgebouw is geen sprake indien dit door afwezigheid van scheidende binnenmuren als uitbreiding van het  hoofdgebouw moet worden gezien;

[2] Zie pagina 9 van bijlage 2 bij de toelichting.