Artikel
4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel
5 Algemene
gebruiksregels
Artikel
6 Algemene
ontheffingsregels
Artikel
7 Algemene
procedureregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het
bestemmingsplan “Radarmast Duinreep 2010” van de gemeente Den Helder.
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0400.611BPRadarmast2010-O001 met bijbehorende regels en bijlagen.
3. aanduiding
:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
4. aanduidingsgrens
:
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
5. ander
bouwwerk :
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6. bebouwing
:
één of
meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
7. bebouwingspercentage
:
een in het
bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van
het bouwvlak dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlakte mag behoren.
8. bedrijfsgebouw
:
een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
9. bestemmingsgrens
:
de grens van een bestemmingsvlak;
10. bestemmingsvlak
:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
11. bouwen
:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
12. bouwgrens
:
de
grens van een bouwvlak;
13. bouwperceel
:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
14. bouwperceelgrens
:
een
grens van een bouwperceel;
15. bouwvlak
:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
16. bouwwerk
:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
17. gebouw
:
elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
18.
peil :
De gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten
van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein.
2.1 Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de
bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
b.
de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel,
ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
c.
het
laagste punt van een bouwwerk;
het laagste punt vanaf
peil tot aan de onderkant van de afgewerkte constructie van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
d.
de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
e.
de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van
de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
de
(horizontale) diepte van een gebouw:
de buitenwaartse lengte
van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
g.
de
breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;
h. de afstand tot de (achter/zijdelingse)
perceelsgrens:
vanaf enig punt
van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
op de kaart voor Natuur aangewezen gronden zijn:
a.
primair bestemd voor waterkering en strand, strekdammen met de daartoe benodigde bouwwerken
en open terreinen;
b.
Secundair bestemd voor het behoud en herstel van de
daar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke,
landschappelijke of cultuurhistorische waarden, alsmede;
c. bestemd
voor één bunker en één zend- en ontvangstinstallatie (radarmast).
3.2 Bouwregels
Voor
het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
een bouwwerk mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
de maximale bouwhoogte van de bunker bedraagt 7 meter;
c. de maximale bouwhoogte van de zend- en
ontvangstinstallatie bedraagt 15 meter vanaf het peil.
3.3 Nadere
eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing, ten behoeve van:
a. de
verkeersveiligheid;
b. de
sociale veiligheid;
c. een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d. de
milieusituatie;
e. de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een gebruik strijdig met de gegeven
bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden voor de opslag van
schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten
van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
b. het opslaan of storten van al dan niet
afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen,
behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming
gericht beheer van de gronden.
6.1 Burgemeester
en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a. de
bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan
10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de
bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen
of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien
de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c. de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien
een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
6.2 Een
ontheffing als bedoeld in lid 6.1, kan niet worden verleend indien enig
aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht,
die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de
verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van
voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.
Artikel 7 Algemene
procedureregels
7.1.1 toepassing
Dit artikel is van toepassing op
de voorbereiding van besluiten waarvoor:
a.
de regels voorzien in een binnenplanse ontheffing;
b.
voldaan wordt aan de voorwaarden met betrekking tot het voeren van
deze binnenplanse ontheffing.
7.1.2 terinzagelegging
a.
Burgemeester en wethouders leggen het ontwerp van het te nemen
besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs
noodzakelijk zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage;
b.
Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van
overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter
inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.
c.
Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het
bestuursorgaan afschrift van de ter inzage gelegde stukken;
d.
De stukken liggen ter inzage gedurende de in sub 7.1.7, onder a.
bedoelde termijn.
7.1.3 openbare
kennisgeving
a.
Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in één
of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze
kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke
inhoud;
b.
In de kennisgeving wordt vermeld:
1.
waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
2.
wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te
brengen;
3.
op welke wijze dit kan geschieden.
7.1.4 persoonlijke
kennisgeving aan belanghebbenden
a.
Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn
gericht, zendt burgemeester en wethouders voorafgaand aan de terinzagelegging
het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
b.
Sub 7.1.3, onder b., is van overeenkomstige toepassing.
7.1.5 Aanvullen dossier
a.
Burgemeester en wethouders vullen de ter inzage gelegde stukken
aan met nieuwe relevante stukken en gegevens;
b.
Sub 7.1.2, onder b., c. en d., is van toepassing
7.1.6 naar voren brengen
van zienswijzen
a.
Belanghebbenden kunnen bij burgemeester en wethouders naar keuze
schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen;
b.
Indien het een besluit op aanvraag betreft, stellen burgemeester
en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar
voren gebrachte zienswijzen.
7.1.7 termijn
a.
De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt
zes weken;
b.
De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter
inzage is gelegd;
c.
Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn sub 7.1.9 en
7.1.10 van overeenkomstige toepassing.
7.1.8 verslag
Van hetgeen overeenkomstig sub 7.1.6
mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.
7.1.9 ontvangst, ter postbezorging en verzendtheorie
a.
Zienswijzen zijn tijdig ingediend indien het voor het einde van de
termijn is ontvangen;
b.
Bij verzending per post zijn de zienswijzen tijdig ingediend
indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet
later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
7.1.10 voortijdig ingediende
zienswijzen
Ten aanzien van een voor het
begin van de termijn ingediende zienswijzen blijft niet-ontvankelijk verklaring
op grond daarvan achterwege indien:
a.
het ontwerpbesluit al wel was opgesteld maar nog niet ter inzage
was gelegd op het tijdstip dat betrokkene zijn zienswijze naar voren bracht,
ofwel
b.
een ontwerpbesluit op het moment van indienen van zijn zienswijzen
nog niet was opgesteld maar betrokkene redelijkerwijs wel kon menen dat zulks
het geval was.
7.1.11 beslistermijn
a.
Burgemeester en wethouders nemen binnen 12 weken na afloop van de
termijn van terinzagelegging als bedoeld in sub 7.1.7, onder a, een besluit
over het verlenen van ontheffing.
b.
Het besluit omvat de beslissing van burgemeester en wethouders
over de tegen het ontwerpbesluit ingediende bedenkingen. Het besluit is met
redenen omkleed.
c.
Burgemeester en wethouders stellen degene, die het verzoek als
bedoeld in sub 7.1.6, onder a, heeft ingediend en zij, die bedenkingen hebben
ingediend, onverwijld schriftelijk in kennis van hun besluit.
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
1.
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig kan ontheffing verlenen van het eerste lid voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10 %.
3.
Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2. Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
3. Indien
het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het
eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan “Radarmast Duinreep 2010” van de gemeente Den Helder
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 september
2010
De voorzitter, De
griffier,
…………………..
…………………………….
=========