Inhoudsopgave

Artikel 1       Begrippen. 3

Artikel 2       Wijze van meten. 15

Hoofdstuk 2     Bestemmingsregels. 17

Artikel 3       Groen. 17

Artikel 4       Verkeer - Verblijf 19

Artikel 5       Water. 21

Artikel 6       Woongebied. 23

Hoofdstuk 3 Algemene regels. 27

Artikel 7       Anti-dubbeltelbepaling. 27

Artikel 8       Algemene bouwregels. 27

Artikel 9       Algemene gebruiksregels. 28

Artikel 10         Algemene afwijkingsregels. 29

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 31

Artikel 11         Overgangsbepalingen. 31

Artikel 12         Slotbepaling. 32

 

 

 

 

 

 



 

Hoofdstuk 1   Inleidende regels

 

Artikel 1    Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 

 

1.         plan :

het bestemmingsplan ‘Willem Alexander Hof, uitbreiding fase 4.1 2017’ met identificatienummer ‘NL.IMRO.0400.513BPWAHFASE412017’ van de gemeente Den Helder; 

 

2.         bestemmingsplan :

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

3.         aanbouw :

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.         aanduiding :

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.         aanduidingsgrens :

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.         aangebouwd bijgebouw :

een bijgebouw welke aan het hoofdgebouw gebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouw;

7.         aangrenzende percelen :

percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel.);

8.         aan-huis-gebonden beroep/bedrijf ;

            Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeer aantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horeca gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

9.         achtererf  :

het terrein gelegen achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel, tot de achterperceelsgrens;


10.       achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen (bijlage B);.

11.       Ambachtelijk bedrijf :

                    Een bedrijf  niet  zijnde  Bevi-inrichtingen;

                                      ■ vuurwerkbedrijven;

                                      ■ een Wgh-inrichtingen of

                                          ■ inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r 1994 ,

dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsmede in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang het verkopen en/of leveren van goederen;

12.       ander bouwwerk :

bouwwerken, geen gebouw zijnde;

13.       antenne installatie :

antennedrager en antenne t.b.v. de mobile telecommunicatie;

14.       atelier

kunstenaarswerkplaats, waar hij ook zijn eigen werk tentoonstelt en verkoopt;

15.       bebouwing :

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

16.       bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw; (zie Bijlage B)

17.       bebouwingspercentage :

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

18.       Bed & Breakfast (B&B) :

Particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter in een woonhuis, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;

19.       bedrijfsgebouw :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

20.       bedrijfs-/dienstwoning :

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

21.       beperkt kwetsbaar object :

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

22.       bestaand :

a.       bij bouwwerken:

-        bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b.       bij gebruik:

-        bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod of;

23.       bestaande bebouwing :

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

24.       bestemmingsgrens :

de grens van een bestemmingsvlak;

25.       bestemmingsvlak :

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

26.       bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

27.       bijgebouw :

een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw [1] , tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;

28.       bouwen :

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

29.       bouwgrens :

de grens van een bouwvlak;

30.       bouwlaag :

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

31.       bouwperceel :

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

32.       bouwperceelgrens :

een grens van een bouwperceel;

33.       bouwvlak :

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

34.       bouwwerk :

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

35.       bijzondere woonvorm:

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving, zie ook toelichting bijlage 7;

36.       café :

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

37.       cafetaria/snackbar :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

38.       crèche :

een dienstverlenend bedrijf dat voorziet als oppascentrum voor kinderen;

39.       dagrecreatie :

dagrecreatie staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;

40.       daghorecabedrijf :

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag (gedurende de openingstijden van de naastgelegen winkels plus twee uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

41.       dak :

iedere boven beëindiging van een gebouw;

42.       dakkapel :

uitspringend dakvenster, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;

43.       daknok:

hoogste punt van een schuin dak

44.       dakopbouw :

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak en/of goot, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;

45.       dakvenster :

opening waardoor het daglicht naar binnen kan, afgesloten met een glazen plaat gelegen in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;

46.       dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

47.       detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

48.       dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

49.       discotheek/bar-dancing :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren voor overwegend mechanische, maar ook live muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (geen daghorecabedrijf);

50.       erf :

het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

51.       erker :

een overwegend (60% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen voor

de gevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

52.       erotisch getinte vermaaksfunctie :

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

53.       evenement :

elke voor publiek toegankelijke verrichting, georganiseerde gebeurtenis, openluchtmanifestatie,

(thema-)dag of week en/of herdenking die al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld

maandelijks, jaarlijks of jaaroverstijgend) plaatsvindt;

a.   waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:

1.   tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) dan wel:

2.   tenminste twee niet opeenvolgende dagen of dagdelen in een kalenderjaar of:

3.   maximaal één dag per kalenderjaar, mits het evenement structureel op tenminste een jaarlijkse basis plaatsvindt en:

b.   met een omvang van meer dan 50 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten en:

c.   met een gemiddelde geluidsbelasting van meer dan 40 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

54.       evenement categorieën:   

categorie 1:

vormen van kleinschalige evenementen waarbij de muziek ondergeschikt is zoals:

manifestaties, optochten, intochten, buurtfeesten,  braderieën, markten, sportevenementen en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen met:

·       een maximale duur van 48 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;

·       geen maximum aantal per jaar en;

·       een maximum aantal bezoekers van 100 gelijktijdig aanwezig en;

·       een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 70 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

categorie 2

vormen van evenementen met versterkte (live) muziek zoals (kermissen, dorpsfeesten) met:

·       een maximale duur van 120 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;

·       een maximum aantal bezoekers van 500 gelijktijdig aanwezig en;

·       een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 80 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

categorie 3

vormen van speciale evenementen met mega versterkte muziek en veel publiek en veelal een (boven)gemeentelijk karakter zoals house party’s, popconcerten, live optredens, Dj’s, Rap, Dance-event en muziekprogramma's van radio en Tv-omroepen, etc. met:

·       een minimale duur van 120 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;

·       een minimum aantal bezoekers van 500 gelijktijdig aanwezig en;

·       een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 80 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

Evenementen die niet passen binnen één categorie moeten als volgt beoordeeld worden. De grootste

variabele in onderstaande tabel bepaalt de categorie.

 

categorie

1

2

3

aantal uren

<= 48

<=120

>=120

aantal bezoekers

<=100

<=500

>=500

geluidsbelasting (dB(A))

<=70

<=80

<=80

 

 

55.       extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen. Onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

56.       garagebedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden, waaronder uitstalling ter verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen;

57.       gebouw :

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

58.       glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij de teelt of bewerking van gewassen (zoals bloemen, groente of fruit) in een kas (een glazen, staande constructie) plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;

59.       groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 en 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel bij betrokken is.

 

60.       groothandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in andere bedrijfsactiviteit;

61.       hogere grenswaarde :

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

62.       hoofdgebouw :

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

63.       horecabedrijf :

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie;

64.       horecabedrijf categorie 1 :

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

65.       horecabedrijf categorie 2 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

66.       horecabedrijf categorie 3 :

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

67.       horecabedrijf categorie 4 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

68.       horecabedrijf categorie 5 :

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

69.       huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;


 

70.       internetdetailhandel:

Een bedrijf, die vanaf een perceel detailhandelsactiviteiten ontplooid welke louter via internet verloopt, en geen ruimtelijke uitstraling heeft. 

Onder dit begrip vallen :

a. internetwinkels waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;

b. internetwinkels met opslag- en verzendfunctie.

en alleen binnen de bestemming ‘Bedrijf’:

c. internetwinkel met (beperkte) afhaal- en afrekenmogelijkheid;

 

niet binnen dit begrip valt een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid de goederen ter plaatse te bekijken.

 

71.       kampeermiddel :

a.     een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.     enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

        één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

72.       kantoor :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

73.       kas :

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

74.       kunst:

het product van creatieve menselijke uitingen onder meer: schilderen, tekenen, fotografie, grafiek, beeldhouwen, moderne media, theater, muziek en zang, dans, film, bouwkunde of architectuur, literatuur en poëzie;

75.       luifel :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

76.       maatschappelijke voorzieningen :

welzijns- en zorginstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, kinderopvang en kinderdagverblijven, educatieve, (sociaal)medische, levensbeschouwelijke en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (waaronder vuur- en uitkijktorens) en het verenigingsleven, alsook ondergeschikte detailhandel en - horeca ten diensten van deze voorzieningen;


 

77.       mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

78.       nutsvoorzieningen :

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

79.       ondergeschikte horeca:

Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.

Hierdoor dient het horecabedrijf volgende eisen:

1.     de opening- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;

2.     het horecabedrijf is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk;

3.     er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

4.     er wordt geen reclame gemaakt voor het horecabedrijf;

5.     er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;

6.     het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte die niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;

7.     bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen.

80.       ondergrondse infrastructuur:

kabels, leidingen en buizen gelegen onder het maaiveld;

81.       oriëntatiewaarde groepsrisico

De oriënterende waarde conform de tabel zoals opgenomen in paragraaf 3.5.1 van de toelichting;

82.       overkapping :

een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;


 

83.       peil :

a.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

·         de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst :

·           de gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein en;

·          voor bijgebouwen geldt de hoogte van de bovenkant van de drempel van de hoofdtoegang van het bijgebouw;

c.     Indien in of op het water wordt gebouwd:

·           het peil van het water;

84.       permanente bewoning :

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;

85.       praktijk- en/of kantoorruimte :

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;

86.       productiegebonden detailhandel :

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

87.       restaurant :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaats, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

88.       recreatie :

kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie waaronder tuinieren;

89.       recreatief medegebruik :

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen die recreatieve gebruik is toegestaan;

90.       recreatieve bewoning :

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

91.       risicovolle inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

92.       seksinrichting :

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;


 

93.       serre :

een overwegend glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen op minimaal 1 meter achter de

voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

94.       sporthal:

gebouw voor binnensporten;

95.       stacaravan :

een caravan, die als gebouw valt aan te merken;

96.       tuincentrum:

een bedrijf waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit de verkoop van tuinartikelen (zowel levend als dood materiaal, als aanvullend assortiment) aan particulieren, met dien verstande dat het aanvullend assortiment maximaal 15% van het totale voor verkoop in gebruik zijnde deel van het oppervlak van het tuincentrum mag beslaan.

levend materiaal omvat:

bollen/knollen/zaden, bomen/heesters/coniferen, vaste planten, seizoengroen, kamerplanten en snijbloemen, eenjarige planten;

dood materiaal omvat:

gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijvermateriaal, bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten/kasjes/serres, tuingereedschappen en tuinmeubelen, tuinverlichting, potterie, beelden en ornamenten, parasols en kussens, tuinspeelgoed;

aanvullend assortiment omvat:

barbecueartikelen, dierenbenodigdheden, cadeauartikelen, woningdecoratie, droog/zijdebloemen, ondersteunende horeca faciliteiten, tuinkleding w.o. klompen en laarzen, kerst- & paasartikelen en Halloween/Pinkster artikelen en vuurwerk (gedurende de tweede helft van de maand december).

97.       uitbouw :

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

98.       voorerf:

het gedeelte van het erf welke is gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van de oorspronkelijke woning;

99.       voorgevel :

De op de verbeelding met de aanduiding ‘gevellijn’ aangegeven gevel, of indien deze aanduiding niet aanwezig is de weg gekeerde gevel danwel  indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt;

100.    vuurwerkbedrijf :

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

101.    wonen:

Het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen;

102.    woning[2]:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm;

103.    wooneenheid

onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van de bestemmingsplan verstaan een woning ;

104.    woongebouw :

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

105.    woonhuis :

een gebouw,  dat één woning omvat;

106.    zijerf :

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel;

107.    zwembad :

zweminrichting voorzien van een zwembassin, en aan de zweminrichting gerelateerde activiteiten/bouwwerken waaronder: sauna‘s, ondergeschikte horecavoorzieningen, verenigingsruimten en ruimte(s) voor fitness.

 


 

Artikel 2    Wijze van meten

 

2.1          Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.      de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

b.      de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

c.      de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);

d.      de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

e.      de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

f.       de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

g.      de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;

h.      de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelsgrens;

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;

i.        de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.2          Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.


 


 

Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

Artikel 3    Groen

3.1       Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart met de bestemming ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      groenvoorzieningen in de vorm van  park, plantsoen, gazon  en water ;

b.      bermen en beplanting;

c.       fiets- en wandelpaden;

d.      waterlopen en waterpartijen;

e.      recreatief gebruik onder andere in de vorm van wandelen, spelen, verblijven, en beleven;

f.       gebouwen in de vorm nutsvoorzieningen;

g.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde  (zoals onder andere banken, verlichting, bruggen en bewegwijzering, terreinafscheiding etc.);h.

3.2       Bouwregels

3.2.1     Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:

a.      gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen met dien verstande dat :

1.      het maximale oppervlak 20m2  mag bedragen;

2.      de maximale bouwhoogte mag 3 meter mag  bedragen.

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

b.      de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en bushokjes, mag niet meer dan 3,00 m1 bedragen, met een maximaal oppervlak van 20m2;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,5 m1 bedragen;


 

3.3       Specifieke gebruiksregels             

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.      het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor parkeervoorzieningen

b.      het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor wegen en in- en uitritten.


 

Artikel 4    Verkeer - Verblijf

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   rijwegen;

b.   straten en wegen;

c.    fiets- en voetpaden;

met de daarbij behorende:

d.   ongebouwde parkeervoorzieningen;

e.   bermen;

f.    groenvoorzieningen;

g.   water en oevers;

h.   waterhuishoudkundige werken;

i.     reclameborden;

j.     nutsvoorzieningen;

k.    afvalinzamelingssystemen;

l.     ondergrondse infrastructuur;

m.  verkeerskundige voorzieningen (waaronder bruggen, dammen en/of duikers);

4.2       Bouwregels

4.2.1     Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :

a.      nutsvoorzieningen en/of;

b.      beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.

 

4.2.2     Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;

b.      het maximale oppervlak van een utiliteitsgebouw  mag niet meer dan 20m2 bedragen;

           

4.2.3     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

b.      de bouwhoogte,  ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6,00 m1 bedragen;

c.       een reclamebord dient geplaatst te worden binnen 50cm van een paal of mast;

d.      de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;

e.      de bouwhoogte voor andere niet onder a tm d genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2 m1 bedragen.

 

 


 

4.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.      de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 

4.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.      het inrichten van de gronden in afwijking van de in bijlage A aangegeven dwarsprofiel;

b.      het storten van puin en vuil;

c.       het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

d.      het plaatsen van kampeermiddelen.

4.5       Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

lid  4.4, sub a en toestaan dat van de in bijlage A aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits aangetoond wordt dat er geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie voor aanliggende geluidsgevoelige bebouwing optreedt.


Artikel 5    Water

5.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

b.   waterpartijen;

c.    waterhuishouding;

d.   waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

e.   wegen, straten en paden;

f.    groenvoorzieningen;

g.   recreatief medegebruik

met de daarbij behorende:

h.   oevers, bermen en beplanting;

i.     bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

5.2       Bouwregels

5.2.1       Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2       Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

a.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4 meter bedragen.

5.3       Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.   het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor  woonschepen, onderkomens en pleziervaartuigen voor bewoning.

 


 

5.4       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1       Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid  5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   het verkleinen van het profielen van het wateroppervlak;

b.   het dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

5.4.2       Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het bepaalde onder 5.4.1 is niet van toepassing op werkzaamheden welke:

a.   het normale onderhoud betreffen;

b.   reeds uitgevoerd zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

5.4.3       Randvoorwaarde omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 5.4.1 nadat :

a.   indiener betreffende de voorgenomen werkzaamheden een ontheffing overlegd van de waterbeheerder;

b.   aangetoond wordt dat de waterberging binnen het plangebied afdoende gewaarborgd blijft.

 


 

Artikel 6    Woongebied

6.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroep;

b.   aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.    gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

d.   tuinen, erven en terreinen;

e.   (woon)straten en paden;

f.    openbare nutsvoorzieningen;

g.   groenvoorzieningen;

h.   watervoorzieningen, waaronder waterbergingen, sloten en oevers;

i.     parkeervoorzieningen;

j.     speelvoorzieningen;

k.    bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2       Bouwregels 

6.2.1     Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt dat:

a.   als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.   hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;

c.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan aangegeven;

d.   ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de maximale goothoogte en het maximale bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogten bedragen, danwel de bestaande met vergunning verleende hoogte bedragen;

e.   Een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals vastgesteld in de Nota Parkeernormen Den Helder. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, moet rekening wordt gehouden met de wijziging.

 

6.2.3     Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden geldt dat:

a.   een aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw behorende bij het hoofdgebouw mag binnen en/of  buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.3;


Maximum oppervlak

b.   het maximale te realiseren gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan:

1.   in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk is aan 100 m2, 50% van dat bebouwingsgebied behorende bij het bouwperceel ;

2.   in geval van een bebouwingsgebied behorende bij het bouwperceel groter is dan 100m2 en kleiner dan of gelijk aan 300m250m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied behorende bij het bouwperceel dat groter is dan 100m2 of,

3.   in geval van een bebouwingsgebied  gelegen binnen het bouwperceel groter is dan 300 m2,  90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied gelegen binnen het bouwperceel dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2, of

4.   niet meer dan het bestaande met vergunning bebouwde oppervlak bedragen;

Maximale hoogtes

c.    Voor zover op een afstand van niet meer dan 4 meter van de oorspronkelijke hoofdgebouw, niet hoger dan de maximale bouwhoogte en maximale goothoogte van het hoofdgebouw of de bestaande met vergunning gerealiseerde hoogte;

d.   Voor zover op een afstand van meer dan 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.   De dakvoet en in geval van een plat dak de beboeiingshoogte, mag maximaal 3 meter bedragen;

2.   de maximale bouwhoogte gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55 graden, mag niet meer dan 5 meter bedragen en verder wordt begrensd door de volgende formule: maximale bouwhoogte  (m) = (afstand daknok tot de perceelsgrens (m) x 0,47) + 3;

Overkappingen

e.   Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

1.   overkappingen mogen alleen worden gerealiseerd op 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning en;

2.   overkappingen mogen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximale hoogte van 3,5 meter;              

6.2.4     Bouwwerken geen gebouw zijnde      

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

a.   de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer dan 10 meter bedragen;

b.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.      de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een voorgevel  c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

2.      de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan, maar binnen 1 meter vanaf de grens van het openbaar gebied (niet zijnde in private eigendom)  mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v. peil;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;

d.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te behoeve voor de watervoorzieningen, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

6.3       Specifieke gebruiksregels

6.3.1     Algemeen

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 6.1 waarbij:

a.   woonfuncties, Bed en Breakfast  en/of een aan huis-gebonden beroep buiten het bouwvlak alleen zijn toegestaan indien de aan- of uitbouw minimaal over een breedte van 2 meter aan het hoofdgebouw is verbonden, en het aantal woningen op het perceel niet toeneemt;

 

6.3.2     Beroep aan huis

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf toegestaan,

als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende

regels:

a.   het betreft een aan-huis-verbonden beroep, waarbij de activiteiten met betrekking tot een aan huis gebonden beroep zowel naar gebruik als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon) karakter van de woning en wijk;

b.   het geen detailhandel betreft, tenzij het als ondergeschikte nevenactiviteit van het in de woning uitgeoefende aan huis gebonden beroep plaatsvindt;

c.    de bedrijfsvloeroppervlakte beslaat niet meer dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond vloeroppervlakte van de aanwezige hoofdbebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 35 m²;

d.   er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;

e.   het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;

f.    de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet Milieubeheer.

6.3.3     Parkeren

Tot een strijdig gebruik van de gronden en gebouwen wordt  in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn vastgesteld in de Nota Parkeernormen Den Helder (indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, moet rekening wordt gehouden met de wijziging), dan wel gold ten tijde van de bouw van het hoofdgebouw.

6.4       Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen mits voldaan wordt aan de  aan de parkeernorm zoals die zijn vastgesteld in de Nota Parkeernormen Den Helder en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·       de verkeersveiligheid;

·       de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

·       lid 6.3.2, onder c, en toestaan dat het oppervlak op het perceel voor het uitoefenen van een aan- huis gebonden beroep wordt vergroot tot maximaal 40% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige hoofdgebouw op het bouwperceel met een maximum van 50m2 ;

waarbij niet aan de parkeernorm behoeft te worden voldaan indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 m1 van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.


 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7    Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8    Algemene bouwregels

8.1       Bouwen buiten bouwvlak

a.   a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven, mogen geluidsgevoelige gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.

8.2       Bebouwingspercentage

a.   Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels.

 


 

Artikel 9    Algemene gebruiksregels

9.1       Evenementen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan geldt ten aanzien van het

gebruik de volgende regel:

·       evenementen van de categorie 1 zijn in het plangebied toegestaan.

9.2       Verboden gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b.   het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c.   het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;

d.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;

e.   het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

f.    het gebruik van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie anders dan in de bestemming is bepaald;

g.   het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.

h.   het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

i.    het gebruik van de gronden en bouwwerken strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn vastgesteld in de nota “Parkeernormen Den Helder”, met uitzondering van het gebruik :

·       welke aanwezig was ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan met inachtneming dat dit gebruik niet in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


 

Artikel 10  Algemene afwijkingsregels

10.1      het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·       de verkeersveiligheid;

·       de woonsituatie;

·       de milieusituatie;

·       het straat- en bebouwingsbeeld;

·       de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.   de bij recht in dit plan aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;

b.   de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.    de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.   de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

e.   de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;

f.    de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de parkeernormen, zoals die in de Nota Parkeernormen Den Helder  staan opgenomen, mits:

1.   het voldoen aan die regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of;

2.   voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

g.   het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.   de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;

2.   de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.

 


10.2      Eerdere afwijkingen

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

10.3      Voorwaarden aan het verlenen van afwijking

a.   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aan­grenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.

b.   de in lid 10.1 onder a en b genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:

1.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

2.   de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;

3.   het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;

4.   de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig

      worden aangetast.

 

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11  Overgangsbepalingen

11.1      Overgangsrecht bouwwerken

1.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.   Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal

10 %.

3.   Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

11.2      Overgangsrecht gebruik

 

1.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.   Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.   Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 12  Slotbepaling

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

 

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan

 

‘Willem Alexander Hof, uitbreiding fase 4.1 2017’

 

van de Gemeente Den Helder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 oktober 2017.

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

………………

 

De raadsgriffier,

 

 

 

 

…………………

 

 

 

 



[1] van een bijgebouw is geen sprake indien dit door afwezigheid van scheidende binnenmuren danwel  door aanwezigheid van deuren in de scheidingsmuur als uitbreiding van het  hoofdgebouw moet worden gezien;

[2] toelichting: Deze definitie brengt tot uiting dat een woning/wooneenheid zich niet steeds in een gebouw hoeft te bevinden, zoals bij een woonschip. Bij een woning gaat het voorts om een kleinst mogelijke zelfstandige eenheid binnen een gebouw of andere ruimte. Indien er sprake is van een gemeenschappelijke woonruimte dan is de leefgemeenschap de afzonderlijke huishouding.