Inhoudsopgave

 

Planregels

Hoofdstuk 1    Inleidende regels.. 3

Artikel 1       Begrippen. 3

Artikel 2       Wijze van meten. 13

Hoofdstuk 2    Bestemmingsregels.. 14

Artikel 3       Bedrijf 14

Artikel 4       Bedrijf - Nutsvoorzieningen. 16

Artikel 5       Cultuur en ontspanning. 17

Artikel 6       Groen. 19

Artikel 7       Recreatie. 21

Artikel 8       Sport 23

Artikel 9       Tuin. 25

Artikel 10      Verkeer. 29

Artikel 11      Verkeer - Verblijf 31

Artikel 12      Water. 32

Artikel 13      Wonen. 33

Artikel 14      Wonen - Woongebouw.. 35

Artikel 15      Woongebied. 37

Artikel 16      Waarde- Cultuurhistorie –Beschermd Stadsgezicht 40

Hoofdstuk 3 Algemene regels.. 42

Artikel 17      Anti-dubbeltelbepaling. 42

Artikel 18      Algemene gebruiksregels. 43

Artikel 19      Algemene aanduidingsregels. 44

Artikel 20      Algemene regels inzake afwijking. 45

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.. 46

Artikel 21      Overgangsbepalingen. 46

Artikel 22      Slotbepaling. 47

 

 

 


Hoofdstuk 1   Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder: 

 

1.       plan:

het Bestemmingsplan Boatex 2010 van de gemeente Den Helder; 

 

2.       bestemmingsplan:

de  geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0400.322BPBOATEX2010-VST1;

 

3.       aanbouw :

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

4.       aanduiding :

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5.       aanduidingsgrens :

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6.       aangebouwd bijgebouw :

een bijgebouw welke aangebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouwd;

 

7.       aangrenzende percelen :

percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd (waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel);

 

8.       aan-huis-gebonden beroep ;

         Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horecagerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

9.       achtererf  :

het terrein gelegen op 3 meter achter het verlengde van de oorspronkelijke voorgevel, tot de achterperceelsgrens, het oppervlak gelegen binnen een bouwvlak niet meegerekend;

 

10.   ander bouwwerk :

bouwwerken, geen gebouw zijnde;

 

11.   antenne installatie :

antennedrager en antenne tbv de mobile telecommunicatie ;

 

12.   bebouwing :

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 


13.   bebouwingspercentage :

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

14.   Bed & Breakfast (B&B) :

Particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;

 

15.   bedrijfsgebouw :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

16.   bedrijfs-/dienstwoning :

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

 

17.   beperkt kwetsbaar object :

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

18.   beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte :

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimte en dergelijke;

 

19.   bestaand :

a.       bij bouwwerken:

-  bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b.       bij gebruik:

-    bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

 

20.   bestaande bebouwing :

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is,

dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;

 

21.   bestemmingsgrens :

de grens van een bestemmingsvlak;

 

22.   bestemmingsvlak :

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

23.   bijgebouw :

een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw [1] ;

 

24.   bouwen  :

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 


25.   bouwgrens :

de grens van een bouwvlak;

 

26.   bouwlaag :

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

27.   bouwperceel :

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

28.   bouwperceelgrens :

een grens van een bouwperceel;

 

29.   bouwstede :

agrarisch bouwperceel;

 

30.   bouwstrook :

de breedte van aaneengesloten percelen gelegen tussen twee dwarsstraten:

 

31.   bouwvlak :

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

 

32.   bouwwerk :

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

33.   café :

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

 

34.   cafetaria/snackbar :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

 

35.   crèche :

een dienstverlenend bedrijf dat voorziet als oppascentrum voor kinderen;

 

36.   cultuurhistorie :

De geschiedenis van de beschaving betreffende en betrekking hebbende op o.a. de werkterreinen:
geschiedenis, historische geografie, archeologie, bouwhistorie, dendrochronologie, historische ecologie en fysische geografie;

 

37.   dagrecreatie :

dagrecreatie staan voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;

 

38.   daghorecabedrijf :

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag (gedurende de openingstijden van de naastgelegen winkels plus twee uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

39.   dak :

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

40.   dakkapel :

uitspringend dakvenster, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;

 

41.   dakopbouw :

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de goot en/of nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;

 

42.   dakvenster :

opening waardoor het daglicht naar binnen kan, afgesloten met een glazen plaat gelegen in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;

 

43.   defensiedoeleinden :

doeleinden welke samenhangen met de landsverdediging;

 

44.   detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

45.   detailhandel in volumineuze goederen :

Detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtings artikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

 

46.   dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf , een seksinrichting en/of horeca;

 

47.   dienstverlening :

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

 

48.   discotheek/bar-dancing :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren voor overwegend mechanische, maar ook live muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (geen daghorecabedrijf);

 

49.   ecologie:

leer van de betrekkingen tussen organismen en hun omgeving

 

50.   erf :

het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

 

51.   erker :

een overwegend (60% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen voor

de voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

 

52.   erotisch getinte vermaaksfunctie :

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 


53.   evenement :

een vorm van recreatief medegebruik inhoudende een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarbij gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;

 

54.   gebouw :

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

55.   geluidsbelasting :

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

56.   geluidsgevoelige functies :

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

57.   geluidsgevoelige objecten :

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

 

58.   geluidszoneringsplichtige inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een (nieuwe) zone moet worden vastgesteld;

 

59.   grondgebonden agrarische bedrijfsvoering :

een agrarische bedrijfsvoering, die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

 

60.   groothandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in andere bedrijfsactiviteit;

 

61.   hogere grenswaarde :

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

 

62.   hoofdgebouw :

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

63.   horecabedrijf :

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.

 

64.   horecabedrijf categorie 1 :

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

65.   horecabedrijf categorie 2 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

 

66.   horecabedrijf categorie 3 :

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

 

67.   horecabedrijf categorie 4 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

 

68.   horecabedrijf categorie 5 :

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

 

69.   hotel :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

 

70.   hoveniersbedrijf :

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten om de tuinbouw te beoefenen en in de

tuin te werken.  Hierbij inbegrepen het hebben en houden van planten, bomen en struiken en

tuinartikelen om het verlenen van de diensten mogelijk te maken;

 

71.   kampeermiddel :

a.       een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.       enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

72.   kantoor :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

73.   koffie-/theehuis :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van zwak- en niet – alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

 

74.   landschappelijke waarden :

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

 

75.   luifel :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

 


76.   maatschappelijke voorzieningen :

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

 

77.   museum :

gebouw waarin voorwerpen van culturele waarde bijeengebracht zijn en uitgestald worden, inclusief de daarbij behorende educatieve- en horecavoorzieningen;

 

78.   (nacht)bar :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02:00 en 06:00 uur, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken;

 

79.   natuurlijke waarden :

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

 

80.   nutsvoorzieningen :

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder gaval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

 

  1. onderbouw :

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

 

82.   overbouw :

een gedeelte van een gebouw, welke indirect met ondergrond verbonden is en welke indirect steun vindt in of op de grond;

 

83.   overkapping :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

 

84.   peil :

a.       voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 meter bedraagt:

-     de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.       voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak minder dan 0,50 meter bedraagt:

-     de hoogte van het aanliggende terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.       Indien in of op het water wordt gebouwd:

-     het Nieuw Amsterdams Peil;

d.       voor een bouwwerk waarvan het hoogte verschil binnen het bouwvlak meer dan 0,50 meter bedraagt:

-     De gemiddelde hoogte van het op de hoekpunten van het gebouw aansluitende afgewerkte terrein;

 

85.   pension :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;

 

86.   permanente bewoning :

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;

 


87.   praktijk- en/of kantoorruimte :

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;

 

88.   productiegebonden detailhandel :

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

89.   prostitutie :

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

 

90.   restaurant :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaats, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

 

91.   recreatie :

kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie;

 

92.   recreatief medegebruik :

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen die recreatieve gebruik is toegestaan;

 

93.   recreatieve bewoning :

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

94.   risicovolle inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

95.   seksinrichting :

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

96.   serre :

een overwegend glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen op minimaal 1 meter achter de

voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

 

97.   stacaravan :

een caravan, die als gebouw valt aan te merken;

 

98.   uitbouw :

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

99.   verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;[2]

 


100.      vloeroppervlakte :

de totale vloeroppervlakte van binnen gebouwen gelegen ruimten, gemeten tussen de binnenzijde van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke woning- of bedrijfsscheidende muren;

 

101.      voorerf:

Dat gedeelte van het erf dat is gelegen voor de voorgevel en het verlengde daarvan van de oorspronkelijke woning;

 

102.      voorgevel :

De naar de weg gekeerde gevel of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt;

 

103.      voorgevellijn:

aanduiding in het bouwvlak waarop de voorgevel van een gebouw gebouwd dient te worden;

 

104.      voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde bij de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

 

105.      vuurwerkbedrijf :

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

106.      weg :

Alle voor openbaar verkeer openstaande wegen of paden;

 

107.      winkel :

een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

108.      woning[3]:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

109.      woongebouw :

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

110.      woonhuis :

een gebouw, dat één woning omvat;

 

111.      woonschip :

een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning;

 

112.      woonwagen :

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

 


113.      zomerhuis :

een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders te hebben;

 

114.      zorgwoning :

een gebouw bestaande uit maximaal drie woningen welke bedoeld is voor het onder begeleiding huisvesten van groepen van personen;

 

115.      zijerf :

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel;

 

116.      Zwembad :

zweminrichting voorzien van een zwembassin, en aan de zweminrichting gerelateerde activiteiten/bouwwerken waaronder: sauna‘s, ondergeschikte horecavoorzieningen, verenigingsruimten en ruimte(s) voor fitness.


Artikel 2   Wijze van meten

 

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.           de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b.           de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

 

c.            het laagste punt van een bouwwerk;

het laagste punt vanaf peil tot aan de onderkant van de afgewerkte constructie van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

d.           de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);

 

e.           de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

f.             de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

g.           de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

h.           de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;

 

i.             de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelsgrens;

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;

 

j.             de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.2        Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, installatiekasten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.


Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

Artikel 3  Bedrijf

 

 

3.1       Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       gebouwen ten behoeve van:

1.       bedrijven die zijn genoemd in bijlage A;

 

met de daarbij behorende:

b.       tuinen, erven en terreinen;

c.       parkeervoorzieningen;

d.       groenvoorzieningen;

e.       wegen, straten en paden;

f.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

3.2          Bouwregels

 

3.2.1     Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;

b.       ter plaatse van de aanduiding  ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen’

c.       een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage D staat opgenomen;

 

3.2.2     Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met uitzondering van:

1.       pergola’s die 2,5 meter hoog mogen zijn;

2.       masten en palen die 9 meter hoog mogen zijn.

 

 

3.3       Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       de verkeersveiligheid;

b.       de sociale veiligheid;

c.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

d.       de milieusituatie;

e.       de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

f.         de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 


3.4       Regels inzake afwijking van de bouwregels

 

3.4.1     Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1.

            onder a. en worden toegestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

a.       de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m2 bedraagt;

b.       de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan van de daadwerkelijk binnen het bouwvlak gerealiseerde gebouwen;

c.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1.       het straat- en bebouwingsbeeld;

2.       de verkeersveiligheid;

3.       de sociale veiligheid;

4.       de milieusituatie;

5.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

3.5       Specifieke gebruiksregels

 

            Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van bouwwerken ten behoeve van bewoning;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

c.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage A;

d.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of grootschalige detailhandel;

         

 

3.6       Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

 

Met een omgevingsvergunning kan met inachtneming van de milieusituatie worden afgeweken van:

a.       het bepaalde in lid 3.5, sub c en worden toestaan dat andere bedrijven zich vestigen dan die zijn genoemd in bijlage A, alsmede die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven die zijn genoemd zijn in bijlage A mits:

1.       de afstand welke wordt aangehouden tot een geluidsgevoelige bestemming groter is dan de minimale afstand welke veroorzaakt kan worden door stankhinder, geluidshinder, stofhinder;

2.       aangetoond wordt dat het vestigen van een ander bedrijf geen vergroting van de arbeidsintensiteit voor de betreffende gronden oplevert, en de functie niet in strijd is met het Besluit externe veiligheid inrichtingen;.

3.       goedkeuring is verkregen van VROM-inspectie;

4.       geen sprake is van detailhendel en/of grootschalige detailhandel;

5.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzen de gronden niet beperkt worden;

6.       voorzien wordt in compensatie van het eventueel verloren gaan van parkeergelegenheid;

7.       wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid behorende bij de bedrijvigheid.

 

 


Artikel 4   Bedrijf - Nutsvoorzieningen

 

 

4.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Nutsvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt

b.       ontsluitingswegen;

 

met de daarbij behorende:

c.       terreinen;

d.       bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

4.2       Bouwregels

 

4.2.1     Voor het bouwen van de in lid 4.1, sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       de maximale bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

                                                                                                     

4.2.2     Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

 

 

4.3       Nadere eisen

 

            Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

a.       de verkeersveiligheid;

b.       de sociale veiligheid;

c.       de milieusituatie;

d.       de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzen de gronden, en;

e.       het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

           


Artikel 5    Cultuur en ontspanning

 

 

5.1       Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Gebouwen ten behoeve van:

1.    sociaal-culturele voorzieningen;

2.    recreatie;

3.    ontspanning;

 

met bijbehorende:

b.       ondergeschikte horeca;

c.       horecabedrijf categorie 5;

d.       beheerderswoning;

e.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning-botenhelling’, een botenhelling;

 

 

met de daarbij behorende:

f.         wegen, straten en paden;

g.       parkeervoorzieningen;

h.       water;

i.         tuinen, erven en terreinen;

j.         nutsvoorzieningen;

k.       bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

5.2       Bouwregels

 

5.2.1     Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat indien geen percentage staat vermeld het bebouwingspercentage 100% bedraagt;

c.       ter plaatse van de aanduiding  ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen’;

d.       per nieuw te bouwen/ of uitbreiding van een gebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage D;

 

5.2.3        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met uitzondering van:

1.       pergola’s die 2,5 meter hoog mogen zijn;

2.       masten en palen die 9 meter hoog mogen zijn.

 

 

5.3       Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.       De situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

b.       De situering en omvang van parkeervoorzieningen.

 

 

5.4       Regels inzake afwijking van de bouwregels

 

5.4.1     Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

 

a.       lid 5.2.1, sub a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwblok.

 

       mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1.       het gebouw heeft geen grotere hoogte dan maximaal 6 meter;

2.       vooraf van het RCE (Rijksdienst voor cultuurhistorie) of daarmee gelijk te stellen dienst instemming is verkregen omtrent de te bouwen gebouwen;

 

 

5.5       Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;

 

 

 

 


Artikel 6   Groen

 

 

6.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De op de plankaart met de bestemming groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen;

b.       bermen en beplanting;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       paden;

d.       waterlopen en waterpartijen;

e.       verhardingen t.b.v. langzaam verkeer;

 

met de daarbij behorende:

f.         speelvoorzieningen;

g.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde  (zoals onder andere banken, verlichting, bruggen en bewegwijzering, terreinafscheiding etc.).

 

 

6.2       Bouwregels

 

6.2.1     Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen;

      

6.2.2     Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m1 bedragen;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m1 bedragen.

c.       Het maximale oppervlak voor een gebouw voor openbare nutsvoorzieningen mag maximaal 20m2 bedragen en de maximale bouwhoogte mag 3,5 meter bedragen;

 

 

6.3       Nadere eisen

      

            Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       de verkeersveiligheid;

b.       de sociale veiligheid;

c.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 

 

6.4       Specifieke gebruiksregels            

 

 

6.4.1     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

            -  het gebruik van de gronden voor parkeerdoeleinden.


6.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden

 

6.5.1     Voor de volgende werken, geen gebouw zijnde , en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verreist:

a.       het vergraven of dempen van bestaande waterlopen.

 

6.5.2     Het bepaalde in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken, geen gebouw zijnde en werkzaamheden welke:

a.       zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden in overeenstemming met lid 6.1;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

6.5.3     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het terrein.

 

 

 

 

 

 


 Artikel 7 Recreatie

 

 

 

7.1       Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    een jachthaven;

b    botenhellingen;   

c    gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen met bijbehorende ondergeschikte horeca;

     

      met daaraan ondergeschikt:

d    wegen en paden;

e    water;

f     parkeervoorzieningen

g    groenvoorziening;

 

met de daarbij behorende:

h    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

7.2       Bouwregels

 

7.2.1.    Voor het bouwen van de in lid 7.1. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       ter plaatse van de aanduiding  ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen’;

c.       per nieuw te bouwen/ of uitbreiding van een gebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage D;

 

7.2.2.    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met uitzondering van masten en palen die 9 meter hoog mogen zijn.

 

 

7.3.      Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.       het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;

c.       de verkeersveiligheid;

d.       de sociale veiligheid;

e.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 


7.4.      Gebruiksregels

 

 

7.4.2.    Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       detailhandel;

b.       horeca anders dan ondergeschikt;

c.       het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan stacaravans;

d.       wonen.

 

 

 

 


Artikel 8  Sport

 

 

 

8.1          Bestemmingsomschrijving

 

            De voor ‘Sport’  aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. sportvoorzieningen waaronder

1.       Ter plekke van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport snookercentrum’ een snookercentrum met faciliteiten voor lasergamen;

 

met daarbij behorende;

b.       ondergeschikte horeca;

 

met bij sub a behorende:

c.   wegen, paden en bermen;

d.parkeervoorzieningen;

e.       open terreinen;

f.         sport- en speeltoestellen

g.andere bouwwerken;

h.       opgaande beplanting.

 

 

 

8.2       Bouwregels

 

 

8.2.1       Voor het bouwen van de in lid 8.1.1. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.       een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       ter plaatsen van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

c.       Los van het gestelde in sub a en b zijn gebouwen gelegen op minimaal 3 meter van de bestemmingsgrens toegestaan waarbij  de bouwhoogte en oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan:

 

Max. oppervlak

Maximale hoogte

 

 

12m2

3m1

 

d.       per nieuw te bouwen/ of uitbreiding van een gebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage D;

 

           

8.2.3        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.        de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;

b.        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m bedragen, met uitzondering van:

1.       Sport- en speeltoestellen die maximaal 6 meter hoog mogen zijn, maar vanaf een hoogte van 3 meter ook op minimaal 5 meter van de bestemmingsgrens dienen te liggen;

2.       masten en palen die 9 meter hoog mogen zijn.

 

 


8.3       Nadere eisen

 

8.3.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.       De situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b.       De situering van de parkeervoorzieningen.

 

 

8.4       Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1     Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.;

 

 


Artikel 9   Tuin

 

9.1       Bestemmingsomschrijving

 

9.1.1     De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.       tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

b.       ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – categorie 1’, aan en bijgebouwen voor de voorgevel;

c.       vrijstaande bijgebouwen;

d.       aan- en uitbouwen;

e.       overkappingen;

f.         erkers voor de voorgevellijn.

 

met de daarbij behorende

g.       bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

9.2       Bouwregels

 

9.2.1        Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen achter een naar de weg gelegen gevellijn gelden de volgende regels:

a.       als bouwwerken mogen uitsluitend  aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen  worden gebouwd;

b.       het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, overkappingen en  bijgebouwen op een bouwperceel mag:

1.       niet meer dan 45m2 bedragen met een maximum van 50% van het oppervlak van het achtererf of;

2.       niet meer dan 10% van het achtererf bedragen met een maximum van 100m2 of,

3.       niet meer dan het bestaande met vergunning bebouwde oppervlak bedragen;

c.       aan- en uitbouwen alsmede aangebouwde bijgebouwen mogen:

1.       gerekend vanaf de oorspronkelijke achtergevel worden gerealiseerd met een maximale diepte van 2,5 meter en/of;

2.       gerekend vanaf de oorspronkelijke achtergevel worden gerealiseerd met een maximale diepte van 3,0 meter onder de voorwaarde dat er een afstand resteert van minimaal 8 meter tot de achterperceelsgrens en/of;

3.       aan een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel worden gerealiseerd op minimaal 1 meter achter de gevellijn met een maximale breedte van 3,5 meter, waarbij de resterende afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;

d.       aan- en uitbouwen mogen:

aan een naar de weg of openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel worden gerealiseerd op minimaal 3 meter achter de gevellijn indien de breedte (gezien vanaf de gevellijn) van de aan en/of  uitbouw maximaal ¼ is van de diepte, met een maximum breedte van 1,5 meter alsmede de breedte van de aan- en/of uitbouw niet meer bedraagt dan ¼ van de breedte van de zijtuin; 

e.       vrijstaande bijgebouwde mogen worden gebouwd achter de oorspronkelijke achtergevel op minimaal 1 meter vanaf de bestemming Verkeer, en Verkeer - Verblijf;

f.         de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Max. goothoogte/beboeiings

Max. bouwhoogte

 

 

  3,0 m1

4,5 m1

 

g.       een dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 graden bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van het dak op de perceelsgrens maximaal de lid 9.2.1, sub f, gestelde maximale goothoogte bedraagt.

h.       de goothoogte en bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter hierna is aangegeven:

 

 

9.2.2     Voor het bouwen van gebouwen vóór een naar de weg gelegen gevellijn gelden de volgende regels:

a.       gebouwen mogen niet gebouwd worden voor de aanduiding “gevellijn” of het verlengde daarvan, uitgezonderd het gestelde in lid 9.2.2, sub b, c en d.;

b.       ter plaatsen van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – categorie 1’, mogen aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

1.       de breedte mag niet meer dan 60% van de oorspronkelijke voorgevel bedragen, of niet meer dan het bestaande met vergunning aanwezige breedte bedragen;

2.       de gezamenlijk oppervlakte van gebouwen en overkappingen op een perceel binnen de aanduiding  specifieke bouwaanduiding – categorie 1mag niet meer dan 50% van de gronden met de aanduiding  specifieke bouwaanduiding – categorie 1op dat perceel bedragen;

3.       de eerste meter gerekend vanaf de weg mogen alleen bijgebouwen tbv vuilopslag worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter;

4.       de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen na 1 meter gerekend vanaf de weg mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Max. goothoogte/beboeiings

Max. bouwhoogte

 

 

3,0 m1

4,5 m1

5.       de goothoogte en bouwhoogte van overkappingen na 1 meter gerekend vanaf de weg mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

 

c.       voor het bouwen van uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

1.       de maximale breedte van uitbouw mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

2.       de maximale diepte mag niet meer bedragen dan:

·          1/4 van de breedte van de uitbouw en;

·          1/4 van de afstand van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw tot de bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijf, Groen of Water, en;

·          1,50 meter;

3.       De maximale goothoogte mag niet meer dan de bovenkant van de 1e verdiepingsvloer bedragen;

4.       De maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

5.       het dak van de uitbouw dient plat te zijn of indien de uitbouw van een kap wordt voorzien dient de helling gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;

6.       de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

d.   voor het bouwen van luifels voor de voorgevel van bestaande gebouwen gelden de

      volgende voorwaarden:

1.       de luifel mag niet breder zijn dan het kozijn ter plaatse van de voordeur + 50 cm aan weerszijde;

2.       de luifel mag geen grotere diepte hebben dan 1 meter.

 

 

9.2.3     Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

 

a.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

2.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijf mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een gaasconstructie als drager voor winterhard groen, geen harmonicagaas, met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v peil.

               b.    de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;

               c.    de bouwhoogte van pergola’s gelegen op het achtererf mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;

               d.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.

 

 

9.3       Nadere eisen

 

            Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

9.4       Regels inzake afwijking van de bouwregels

 

9.4.1     Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:

 

a.       lid 9.2.1, sub e  ten behoeve van het bouwen van aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen en/of erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van een woning of het verlengde daarvan tot op de grens met de bestemmingen Verkeer en/of Verkeer – Verblijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

      

1.                        de bouwwerken sluiten aan bij reeds bestaande bebouwing welke binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemming Verkeer of/en Verkeer- Verblijf is gerealiseerd.

 

b.       lid 9.2.2, sub c.1 voor de maximale breedte van de uitbouw voor de voorgevellijn en toestaan dat de breedte van de uitbouw niet groter wordt dan 80% van de breedte van het hoofdgebouw;

 

c.       lid 9.2.2, sub c.2 voor het realiseren van een maximale diepte van 1/3 van de breedte van de uitbouw;

 

De afwijkingen als genoemd in lid 9.4.1, sub b en c kunnen alleen worden vergund mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

1.       er dient sprake te zijn van een uniforme en/of collectieve oplossing, waarbij minimaal de helft van de woningen aan één straatzijde (de hoekwoningen niet meegerekend) éénzelfde type uitbouw collectief aanvragen, danwel indien minimaal de helft van de woningen aan één straatzijde (de hoekwoningen niet meegerekend) reeds in het bezit is van éénzelfde type uitbouw en de gevraagde uitbouw van hetzelfde type is dan reeds aanwezig is;

2.       er dient sprake te zijn van een stedenbouwkundige bijzondere situatie, welke inhoud dat ten minste de helft van de woningen aan één straatzijde (de hoekwoningen niet meegerekend) reeds ten tijde van het tot stand komen van het bestemmingsplan in het bezit is van één type uitbouw welke niet voldoet aan het gestelde lid 9.2.2;

 

 


9.5       Specifieke gebruiksregels

 

            Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

b.       het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;

c.       het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

d.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte meer bedraagt dan 35m2, met inbegrip van het bepaalde in de bestemming ‘Tuin’.

 

9.6       Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

 

            Er kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

het bepaalde in lid 9.5, sub e, ten behoeve van het realiseren van een praktijk- en/of kantoorruimte in aan- en /of uitbouwen, ten behoeve van een aan-huis-gebonden  beroep, in die zin dat de beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 40% van de totale begane grondoppervlakte tot een maximum van 50m2, mits

a.       hierop in mindering wordt gebracht de oppervlakte voor deze activiteiten die onder de werking van artikel 13 ten aanzien van de ontheffing voor het gebruik ten behoeve van praktijk- en/of kantoorruimte wordt toegestaan;

b.       voldaan wordt aan de parkeernorm van  0,575 parkeerplaatsen per 50m2 bruto vloer oppervlak op het eigen terrein.

 

Er behoeft aan deze parkeernorm niet voldaan te worden indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 m1 van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.

 


Artikel 10 Verkeer

 

 

10.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen, straten en paden;

b.       voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       groenvoorziening;

d.       nutsvoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen;

f.         sloten en bermen;

g.       water;

 

met de daarbij behorende:

h.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, viaducten, dammen en/of duikers.

 

 

10.2        Bouwregels

 

10.2.1   Op of in deze gronden mogen afgezien van gebouwen voor nutsvoorzieningen of de bediening van weg- en waterbouwkundige kunstwerken geen gebouwen worden gebouwd.

 

10.2.2   Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.       de bouwhoogte mag niet meet dan 3 meter bedragen;

b.       het maximale oppervlak mag niet meer dan 20m2 bedragen.

           

10.2.3   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.       de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 m1 bedragen;

b.       de bouwhoogte van speelobjecten en speelwerktuigen mag niet meer dan 6,00 m1 bedragen;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4,00 m1 bedragen;

d.       de bouwhoogte voor weg- en waterbouwkundige kunstwerken mag in gesloten toestand niet meer dan 12 meter bedragen.

 

 

10.3     Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       de verkeersveiligheid;

b.       de sociale veiligheid;

c.       de milieusituatie;

d.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

e.       de situering en omvang van parkeervoorzieningen.

 

 

10.4     Specifieke gebruiksregels

 

            Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het inrichten van de gronden in afwijking van het aangegeven dwarsprofiel;

b.       het gebruik als staanplaats voor onderkomens;

c.       het storten van puin en vuil;

d.       het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

e.       het plaatsen van kampeermiddelen.

 

 

 

10.5     Ontheffing van de gebruiksregels

 

10.5.1   Indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden , kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

a.       van het bepaalde in lid 10.4, sub a in die zin dat wordt afgeweken van het aangegeven dwarsprofiel, mits:

-              geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.

 

 

 

           


Artikel 11 Verkeer - Verblijf

 

 

11.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wegen, straten, paden;

b.      sloten, grachten en bermen;

c.      parkeervoorzieningen

d.      groenvoorzieningen;

e.      evenementen;

f.        ter plaatse van de aanduiding “opslag”, begingen en autoboxen;

g.      ter plaatse van de aanduiding ”parkeergarage”, een parkeergarage;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.      nutsvoorzieningen

i.        speelvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.        bouwwerken, geen gebouw zijnde waaronder bruggen, duikers en tunnels;

 

11.2     Bouwregels

 

11.2.1   Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak en/of gronden met een aanduiding worden gebouwd;

b.   ter plaatsen van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen of indien geen maximale bouwhoogte binnen de functieaanduiding ‘opslag’ en ‘parkeergarage’ staat aangegeven, mag deze niet meer dan 3,5 meter bedragen.

 

 

11.2.2   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.   de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,0 m bedragen;

b.   de bouwhoogte van speelobjecten en speelwerktuigen mag niet meer dan 6,0 meter bedragen;

c.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3,0 m bedragen.

 

11.3     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       de verkeersveiligheid;

b.       de sociale veiligheid;

c.       de milieusituatie;

d.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

e.       de situering en de omvang van de parkeervoorziening.

 

 

11.4     Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het bedrijfsmatig gebruik van bergingen c.q. autoboxen;

b.       het gebruik van bergingen c.q. autoboxen voor bewoning.


Artikel 12 Water

 

 

12.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       waterberging

b.       waterhuishouding;

c.       sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

d.       waterpartijen;

e.       aanleggelegenheid;

f.         kaden en oeverstroken;

g.       ter plekke van de aanduiding ‘jachthaven’, een jachthaven;

h.       recreatief medegebruik;

 

met de daarbij behorende

i.         ter plekke van de aanduiding ‘aanlegsteiger’ zijn aanlegsteigers toegestaan;

j.         bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen, meerpalen en duikers.

 

 

12.2     Bouwregels

 

12.2.1   Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald dat:

a.       gebouwen en bouwwerken uitsluitend moeten dienen voor het verkeer te water, waterbeheersing of de aan het betreffende water gegeven recreatieve functie;

b.       de hoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen ten opzichte van het aangrenzende maaiveld;

c.       het oppervlak van gebouwen mag niet meer dan 12m2 bedragen;

 

12.2.2   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

a.       Binnen de aanduiding ‘ jachthaven’ en ‘aanlegsteiger’ mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van het aan- en afmeren van vaartuigen;

b.       Binnen de aanduiding ‘aanlegsteiger’ zijn geen overkappingen toegestaan

c.       de hoogte mag niet meer dan 2 meter bedragen;

d.       De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen (in gesloten toestand) maximaal 6 meter hoog zijn.

 

 

12.3     Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-  het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor:

·         vaartuigen buiten de aanduidingen ‘ jachthaven’ en ‘aanlegsteiger’;

·         woonschepen;

·         woonarken;

·         casco’s (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

 

 


Artikel 13 Wonen

 

 

13.1     Bestemmingsomschrijving

 

13.1.1   De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       Woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.       aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;

c.       nutsvoorzieningen;

d.       ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’, een parkeergarage;

 

met de daarbij behorende:

e.       tuinen en erven;

f.         bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

13.2     Bouwregels

 

13.2.1   Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.       als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.       een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mogen de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

d.       Op woningen met een verschil tussen goot- en bouwhoogte van niet meer dan 2,50 m1, mogen dakkapellen tot de noklijn worden gebouwd, mits:

1.       deze worden gebouwd op achterdakvlakken en/of zijdakvlakken van het hoofdgebouw, mits deze niet zijn gericht op openbare ruimte of groenvoorzieningen;

2.       deze een horizontaal dakvlak hebben;

3.       dit dakvlak wordt gebouwd vanuit de nok van het hoofdgebouw;

4.       maximaal twee dakkapellen aaneen worden gebouwd met een zijdelingse afstand tot de perceelsgrens van 1 meter;

5.       de onderzijde van de dakkapel 0,5 meter hoger is dan de goothoogte.

e.       Een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage D.

 

13.2.2   Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

a.       als gebouwen mogen uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;

b.       de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Max. goot-, beboeiingshoogte

Max. bouw hoogte

 

 

 

Aan- en uitbouwen  en bijgebouwen

4

7

overkappingen

3,5 m1

3,5 m1

c.       een dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 graden bedragen.

 

13.2.3   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen overkapping zijn gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van palen en masten mogen maximaal 9 meter bedragen;

b.       de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

2.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijf’ en ‘Verkeer’ mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v peil;

               c.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.

 

 

13.3     Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.       een goede woonsituatie;

c.       de verkeersveiligheid;

d.       de sociale veiligheid;

e.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

              

 

13.4     Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte meer bedraagt dan 35m2, met inbegrip van het bepaalde in de bestemming ‘Tuin’.

b.      het gebruik van de gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage D.

 

 

13.5     Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

 

            Er kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

het bepaalde in lid 13.4, sub a, ten behoeve van het realiseren van een praktijk- en/of kantoorruimte in aan- en /of uitbouwen, ten behoeve van een aan-huis-gebonden  beroep, in die zin dat de beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 40% van de totale begane grondoppervlakte tot een maximum van 50m2, mits

a.       hierop in mindering wordt gebracht de oppervlakte voor deze activiteiten die onder de werking van artikel 9 ten aanzien van de ontheffing voor het gebruik ten behoeve van praktijk- en/of kantoorruimte wordt toegestaan;

b.       voldaan wordt aan de parkeernorm van  0,575 parkeerplaatsen per 50m2 bruto vloer oppervlak op het eigen terrein.

 

Er behoeft aan deze parkeernorm niet voldaan te worden indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 m1 van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.

 

 

 

 

 


Artikel 14 Wonen - Woongebouw

 

14.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen - Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       woongebouwen;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.       parkeervoorzieningen, waaronder autoboxen;

c.       groenvoorzieningen;

d.       nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

e.       tuinen, erven, terreinen en bergingen;

f.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

14.2.     Bouwregels

 

14.2.1   Voor het bouwen van woongebouwen inclusief autoboxen en bergingen gelden de volgende regels:

a.       de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

c.       per nieuw te bouwen hoofdgebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage D.

 

14.2.2.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.       de maximale bouwhoogte van trappen en bordessen mag niet meer dan het aansluitende bijbehorende hoofdgebouw bedragen

b.       de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan 9 meter bedragen;

c.       de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

2.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijf’ en ‘Verkeer’ mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v peil.

c.    de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen overkapping zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;

d.    de maximale bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

 

 

14.3      Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de woonsituatie;

b.    de verkeersveiligheid;

c.   de parkeersituatie;

d.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


14.4     Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat deze oppervlakte meer bedraagt dan 35m2, met inbegrip van het bepaalde in de bestemming ‘Tuin’.

b.       het gebruik van de gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage D.

c.       het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en horeca”;

 

 

14.5     Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

 

            Er kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

 

het bepaalde in lid 14.4, sub a, ten behoeve van het realiseren van een praktijk- en/of kantoorruimte in aan- en /of uitbouwen, ten behoeve van een aan-huis-gebonden  beroep, in die zin dat de beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 40% van de totale begane grondoppervlakte tot een maximum van 50m2, mits

c.       hierop in mindering wordt gebracht de oppervlakte voor deze activiteiten die onder de werking van artikel 9 ten aanzien van de ontheffing voor het gebruik ten behoeve van praktijk- en/of kantoorruimte wordt toegestaan;

d.       voldaan wordt aan de parkeernorm van  0,575 parkeerplaatsen per 50m2 bruto vloer oppervlak op het eigen terrein.

 

Er behoeft aan deze parkeernorm niet voldaan te worden indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 m1 van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.

 

 


Artikel 15 Woongebied

 

 

15.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis verbonden beroep;

b.       aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

met de daarbij behorende

c.       tuinen, erven en terreinen;

d.       woonstraten en paden;

e.       openbare nutsvoorzieningen;

f.         groenvoorzieningen;

g.       parkeervoorzieningen;

h.       speelvoorzieningen;

i.         bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

15.2     Bouwregels

 

15.2.1   Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.       als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.       de voorgevel van het hoofdgebouw dient op de gevellijn te worden gebouwd;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bebouwingshoogte (m)’ mag de goot en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

d.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer dan het aantal aangegeven wooneenheden bedragen;

e.       de maximale bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 12 meter bedragen;

f.         bij twee niet aaneen gebouwde, vrijstaande of halfvrijstaande woningen mag de afstand van elke woning tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedragen;

g.       de afstand van de achtergevel van het hoofdgebouw tot de achtergrens van bij die woning behorende gronden mag niet minder dan 8 meter bedragen;

h.       per nieuw te bouwen hoofdgebouw dient binnen de bestemming voorzien te worden in parkeermogelijkheden conform de parkeernorm zoals opgenomen in bijlage D.

 

15.2.2   Voor het uitbreiden van hoofdgebouwen na nieuwbouw en uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel gelden de volgende regels:

a.       als bouwwerk mogen uitsluitend aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen  worden gebouwd;

b.       het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 45m2 bedragen;

c.       het gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen,  bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50% van het oppervlakte van het achtererf bedragen;

d.       aan- en/of uitbouwen op het achtererf mogen:

1.   maximaal 3 meter diep aan het hoofdgebouw worden gebouw indien de minimale afstand van het uitgebreide hoofdgebouw tot aansluitende verst verwijderde bestemmingsgrens (gemeten haaks op de het hoofdgebouw) 8 meter bedraagt;

2.   maximaal 2,5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;

3.   aan een naar de weg of openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel worden gerealiseerd op minimaal 3 meter achter de gevellijn indien de breedte (gezien vanaf de gevellijn) van de aan-, uitbouw of bijgebouw maximaal ¼ is van de diepte, met een maximum breedte van 1,5 meter alsmede de breedte van de aan- en/of uitbouw niet meer bedraagt dan ¼ van de breedte van de zijtuin; 

 


e.       de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Max. goothoogte/beboeiingshoogte

Max. bouw hoogte

 

 

 

Aan- en uitbouwen

niet meer dan 0,25 m1 boven de vloer van de eerste verdieping, met een maximum van  4,0 m1

 

4,5 m1

Bijgebouwen

3,0 m1

4,5 m1

 

f.         een dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 graden bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte op de perceelsgrens maximaal de lid 15.2.2, sub e, gestelde maximale goothoogte bedraagt;

g.       vrijstaande bijgebouwde mogen worden gebouwd achter de oorspronkelijke achtergevellijn en op minimaal 1 meter vanaf de bestemming Groen;

h.       overkappingen mogen;

1.       één bouwlaag hoog zijn, met een maximum van 3,5 meter;

2.       aan een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel worden gerealiseerd op minimaal 1 meter achter de gevellijn of het verlengde daarvan met een maximale breedte van 3,5 meter waarbij minimaal 1 meter uit de perceelsgrens vrijgehouden dient te worden;

 

15.2.3   Voor het uitbreiden van hoofdgebouwen na nieuwbouw en uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen vóór een naar de weg gelegen voorgevel van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

 

a.       gebouwen mogen niet gebouwd worden voor de bestaande voorgevel of het verlengde daarvan, uitgezonderd het gestelde in lid 15.2.3, sub b. en c.;

b.       voor het bouwen van uitbouwen vóór de naar de weg gelegen gevel gelden de volgende bepalingen:

1.       de maximale breedte van uitbouw mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

2.       de maximale diepte mag niet meer bedragen dan:

·    1/4 van de breedte van de uitbouw en;

·    1/4 van de afstand van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw tot de bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijf, Groen of Water, en;

·    1,50 meter;

3.       De maximale goothoogte mag niet meer dan de bovenkant van de 1e verdiepingsvloer bedragen;

4.       De maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

5.       het dak van de uitbouw dient plat te zijn of indien de uitbouw van een kap wordt voorzien dient de helling gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;

6.       de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

c.   voor het bouwen van luifels voor de voorgevel van bestaande gebouwen gelden de

      volgende voorwaarden:

1.       de luifel mag niet breder zijn dan het kozijn ter plaatse van de voordeur + 50 cm aan weerszijde;

2.       de luifel mag geen grotere diepte hebben dan 1 meter.

 

 

 

 


15.2.4   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels

 

a.   de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

2.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Verblijf mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een gaasconstructie als drager voor winterhard groen, geen harmonicagaas, met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v peil.

b.   de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;

c.   de bouwhoogte van pergola’s gelegen op het achtererf mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;

d.   de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.

 

15.3     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.       een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.       een goede woonsituatie;

c.       de verkeersveiligheid;

d.       de sociale veiligheid;

e.       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.


Artikel 16 Waarde- Cultuurhistorie –Beschermd Stadsgezicht

 

16.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor Waarde – Cultuurhistorie – Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.       de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden van de gronden, gebouwen, fortificaties en waterpartijen.

 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

 

16.2     Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de fortificaties nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen, fortificaties en waterpartijen.  

 

 

16.3     Bouwregels

 

16.3.1   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

a.  Binnen de aanduiding ‘aanlegsteiger’ gelegen tegen de bestemming Cultuur en Ontspanning mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van het aan- en afmeren van vaartuigen;

 

 

16.4     Regels inzake afwijking van de bouwregels

 

16.4.1   Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

 

Lid 16.3.1, sub a, ten behoeve van het bouwen van gebouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van het aan- en afmeren van vaartuigen;

 

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1.  vooraf van het RCE (Rijksdienst voor cultuurhistorie) of daarmee gelijk te stellen dienst

    instemming is verkregen omtrent de te bouwen bouwwerken (aanlegsteigers);

 

 

16.5     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden

 

16.5.1   Voor de volgende werken, geen gebouw zijnde , en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verreist:

a.       het geheel of gedeeltelijk weghalen/slopen van beschoeiingen en kademuren langs het water;

b.       het ontginnen, ophogen, bodem verlagen, afgraven, of egaliseren van de grond;

c.       het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.

 

16.5.2   Het bepaalde in lid 16.5.1 is niet van toepassing op werken, geen gebouw zijnde en werkzaamheden welke:

a.       het normale onderhoud betreffen;

b.       noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gericht beheer of gebruik van de grond;

c.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

16.5.3   De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de fortificaties. Hiertoe dient het RCE een positief advies omtrent de uit te voeren werkzaamheden te hebben afgegeven. 

 

 

 


 Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


Artikel 18 Algemene gebruiksregels

 

 

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b.   het gebuik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c.   het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;

d.   het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;

e.   het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

f.    het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.

 


Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

 

 

19.1     Geluidszone -  Industrie

 

19.1.1   bouwregels

 

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

-          een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

19.1.2      Specifieke gebruiksregels

 

   Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

-          het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

 

 

 

19.2     Veiligheidszone -  Munitie

 

                  Bouwregels

19.2.1   a.    Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone–Munitie 1 gelegen gebieden mogen

geen gebouwen worden gerealiseerd;

b.    Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone_Munitie 2 gelegen gebieden mogen geen gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden worden gebouwd;

c.    Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone _ Munitie 3 gelegen gebieden mogen geen  gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie alsmede grote glasoppervlakken worden gerealiseerd;

 

Specifieke gebruiksregels

19.3.1   a.   Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone-Munitie 1 gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van wegen, parkeerterreinen en recreatie.

b.   Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone-Munitie 2 gelegen gebieden mogen de gronden niet worden gebruikt ten behoeve van

1.       hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);

2.       gebouwen waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, enz.;

3.       recreatieve voorzieningen welke grote aantal recreantentrekken, bijvoorbeeld sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken, enz.

c.   Binnen de met de aanduiding Veiligheidszone-Munitie 1, 2 of 3 gelegen gebieden  mogen activiteiten plaatsvinden die over en weer hetzij direct een onevenredig gevaar voor de veiligheid vormen of kunnen vormen.

 

19.3.2         Het bepaalde in lid 19.3.1 is niet van toepassing op gebruik welke reeds aanwezig was op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

 

Regels inzake afwijking van de gebruiksregels

19.4.1         Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruiksverbod als bepaalde in lid 19.3.1 indien:

a.   het nieuwe gebruik zal leiden tot een afname van het aantal personen binnen de betreffende aanduiding;

b.   een verklaring van geen bezwaar van het ministerie van defensie wordt overlegd dat zij instemmen met het gewijzigd gebruik.     

 

 

 

Artikel 20                Algemene regels inzake afwijking

 

 

20.1      Indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van :

a.       de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.       de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.       de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

e.       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;

f.         het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.       de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;

2.       de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.

 

20.2      Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aan­grenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

 

20.3      Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1 sub a kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.

 

 


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 21 Overgangsbepalingen

 

 

 

21.1      Overgangsrecht bouwwerken

 

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig kan ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

21.2      Overgangsrecht gebruik

 

1.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 


 

Artikel 22 Slotbepaling

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan

 

‘Boatex 2010’

 

van de Gemeente Den Helder

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 juni 2011.

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

………………

 

De raadsgriffier,

 

 

 

 

…………………

 

 

 

 



[1] van een bijgebouw is geen sprake indien dit door afwezigheid van scheidende binnenmuren als uitbreiding van het  hoofdgebouw moet worden gezien;

[2] dit is dus de netto-vloeroppervlakte

[3] toelichting: Deze definitie brengt tot uiting dat een woning zich niet steeds in een gebouw hoeft te bevinden, zoals bij een woonschip. Bij een woning gaat het voorts om een kleinst mogelijke zelfstandige eenheid binnen een gebouw of andere ruimte. Indien er sprake is van een gemeenschappelijke woonruimte dan is de leefgemeenschap de afzonderlijke huishouding.

In een hoofdgebouw kunnen zich meerdere woningen bevinden. Als men dit niet wenselijk acht, dan zal dit eventueel geregeld kunnen worden in de regels, door een maximaal aantal woningen per hoofdgebouw op te nemen.