3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
1. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
2. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 1 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 tot en met 3.1, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”,
met daaraan ondergeschikt:
-
aan de bedrijfsvoering gerelateerde detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 5% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein dient te voldoen aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de nota ‘Bouwen en Parkeren’ van de gemeente Den Helder, welke als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen;
-
groenvoorzieningen;
-
(openbare) nutsvoorzieningen;
-
wegen, straten en paden;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
2. van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” dient ten minste 60% van de van de naar de weg gekeerde gevel in de gevellijn te worden gebouwd;
3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage van gronden mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebou-wingspercentage (%)” aangegeven goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage bedragen;
4. de bouwhoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage van gronden mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage bedragen;
5. er mogen bedrijfswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1” geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
6. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 per bouwperceel bedragen;
7. voor bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” geldt de aangegeven maatvoering.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in of achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van een gebouw mogen worden gebouwd;
2. kleine windturbines mogen worden gebouwd in overeenstemming met de beleidsvisie ‘Kleine windturbines gemeente Den Helder’, met dien verstande dat de beleidsvisie is opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
3. de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer dan 9 m bedragen;
4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en de situering en omvang van parkeervoorzieningen.
Bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld worden de beeldkwaliteitseisen betrokken zoals die zijn geformuleerd in het Beeldkwaliteitplan De Dogger Zuidwest, Gemini-terrein vastgesteld op 13 december 2010, welke als bijlage 4 bij deze regels is opgenomen.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2, sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2, sub a onder 1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken ten behoeve van bewoning, anders dan bedrijfswoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan ten behoeve van bedrijven in de categorie die op grond van de regels zijn toegestaan en zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en/of grootschalige detailhandel;
-
het realiseren van parkeervoorzieningen op het eigen terrein waarbij niet is voldaan aan de gestelde minimale parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de nota ‘Bouwen en Parkeren’ van de gemeente Den Helder, welke als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
ontheffing verlenen van:
-
het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie die op grond van de regels zijn toegestaan en die wel zijn genoemd.
-
het bepaalde in lid 3.1 onder a en lid 3.4 en toestaan dat bedrijven behorende tot de hogere milieucategorie 3.1 kunnen worden gevestigd, met dien verstande dat deze bedrijven zijn toegestaan indien uit de in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen ‘Staat van Bedrijven’ blijkt of valt af te leiden dat deze bedrijven wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorie 1 en 2 die op grond van de regels zijn toegestaan en die wel zijn genoemd.