Inhoudsopgave

 

Planregels

Hoofdstuk 1    Inleidende regels.. 3

Artikel 1       Begrippen. 3

Artikel 2       Wijze van meten. 13

Hoofdstuk 2    Bestemmingsregels.. 15

Artikel 3       Bedrijf 15

Artikel 4       Detailhandel 19

Artikel 5       Groen. 21

Artikel 6       Horeca. 23

Artikel 7       Maatschappelijk.. 25

Artikel 8       Tuin. 27

Artikel 9       Verkeer. 31

Artikel 10     Verkeer - Railverkeer. 33

Artikel 11     Verkeer - Verblijf 35

Artikel 12     Water. 37

Artikel 13     Wonen. 39

Aanvullende bestemmingsbepalingen.. 43

Artikel 14     Waarde–Beschermd Stadsgezicht 43

Artikel 15     Waarde - Archeologie. 45

Hoofdstuk 3 Algemene regels.. 49

Artikel 16     Anti-dubbeltelbepaling. 49

Artikel 17     Algemene gebruiksregels. 51

Artikel 18     Algemene aanduidingsregels. 53

Artikel 19     Algemene afwijkingsregels. 55

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.. 57

Artikel 20     Overgangsbepalingen. 57

Artikel 21     Slotbepaling. 58

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 1   Inleidende regels

 

Artikel 1    Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 

 

1.     plan :

het Bestemmingsplan Vogelbuurt 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0400.217BPVOGELBRT2014-VST1 van de gemeente Den Helder; 

2.     bestemmingsplan :

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

3.     aanbouw :

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

4.     aanduiding :

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

5.     aanduidingsgrens :

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

6.     aangebouwd bijgebouw :

een bijgebouw welke aan het hoofdgebouw gebouwd is of gesitueerd is binnen 1 meter van het hoofdgebouw;

7.     aangrenzende percelen :

percelen die grenzen aan het perceel waarop het bouwwerk wordt uitgevoerd ( waarbij de eerste 2 meter van brandgangen, stegen of openbaar groen wordt meegerekend niet zijnde het aangrenzende perceel.);

8.     aan-huis-gebonden beroep ;

            Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel (met uitzondering van internetdetailhandel) of horeca gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

9.     achtererf  :

het terrein gelegen achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel, tot de achterperceelsgrens;

 


10.   Ambachtelijk bedrijf :

                    Een bedrijf  niet  zijnde   Bevi-inrichtingen;

                                      vuurwerkbedrijven;

                                      een Wgh-inrichtingen of

                                          inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r 1994 ,

dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsmede in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang het verkopen en/of leveren van goederen;

11.   ander bouwwerk :

bouwwerken, geen gebouw zijnde;

12.   antenne installatie :

antennedrager en antenne tbv de mobile telecommunicatie;

13.   bebouwing :

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

14.   bebouwingspercentage :

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

15.   Bed & Breakfast (B&B) :

Particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter in een woonhuis, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening – niet zijnde uitoefening van het hotel, pension of ander bedrijf- waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers;

16.   bedrijfsgebouw :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

17.   bedrijfs-/dienstwoning :

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

18.   beperkt kwetsbaar object :

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

19.   bestaand :

a.             bij bouwwerken:

-   bestaand, in uitvoering of vergund ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b.             bij gebruik:

-   bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

20.   bestaande bebouwing :

een bouwwerk, dat ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, dan wel na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met het plan, niet mag worden geweigerd;


21.   bestemmingsgrens :

de grens van een bestemmingsvlak;

22.   bestemmingsvlak :

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

23.   bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

24.   bijgebouw :

een op zichzelf staand (van het hoofdgebouw gescheiden), al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw [1] ;

25.   bouwen  :

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

26.   bouwgrens :

de grens van een bouwvlak;

27.   bouwlaag :

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

28.   bouwperceel :

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

29.   bouwperceelgrens :

een grens van een bouwperceel;

30.   bouwvlak :

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

31.   bouwwerk :

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

32.   café :

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

33.   cafetaria/snackbar :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

34.   crèche :

een dienstverlenend bedrijf dat voorziet als oppascentrum voor kinderen;

35.   dagrecreatie :

dagrecreatie staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten dat buiten de onmiddellijke omgeving van de woning plaatsvindt, waarmee geen overnachting gepaard gaat, en geen sprake is van een primair gebruik voor sport en/of horeca;

36.   daghorecabedrijf :

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag (gedurende de openingstijden van de naastgelegen winkels plus twee uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

37.   dak :

iedere boven beëindiging van een gebouw;

38.   dakkapel :

uitspringend dakvenster in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden en/of zijdelingse perceelsgrens minimaal 0,5 meter is;

39.   dakopbouw :

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak en/of goot, die het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd;

40.   dakvenster :

opening waardoor het daglicht naar binnen kan, afgesloten met een glazen plaat gelegen in het dakvlak, waarbij de afstanden tot de noklijn, en/of dakranden minimaal 0,5 meter is;

41.   detailhandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

42.   dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling :

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

43.   discotheek/bar-dancing :

een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren voor overwegend mechanische, maar ook live muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen (geen daghorecabedrijf);

44.   erf :

het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

45.   erker :

een overwegend (60% van het gevelvlak) glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen voor

de gevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

46.   erotisch getinte vermaaksfunctie :

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertonen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

47.   evenement :

elke voor publiek toegankelijke verrichting, georganiseerde gebeurtenis, openluchtmanifestatie,

(thema-)dag of week en/of herdenking die al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld

maandelijks, jaarlijks of jaaroverstijgend) plaatsvindt;

a.   waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:

1.   tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) dan wel:

2.   tenminste twee niet opeenvolgende dagen of dagdelen in een kalenderjaar of:

3.   maximaal één dag per kalenderjaar, mits het evenement structureel op tenminste een jaarlijkse basis plaatsvindt en:

b.   met een omvang van meer dan 50 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten en:

c.   met een gemiddelde geluidsbelasting van meer dan 40 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

 

48.    evenement categorie 1:   

vormen van kleinschalige evenementen waarbij de muziek ondergeschikt is zoals:

manifestaties, optochten, intochten, buurtfeesten,  braderieën, markten, sportevenementen en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen met:

·       een maximale duur van 48 aaneengesloten uren (inclusief het opbouwen en afbreken) en;

·       geen maximum aantal per jaar en;

·       een maximum aantal bezoekers van 100 gelijktijdig aanwezig en;

·       een maximaal langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 70 dB(A) op de gevels van de woningen om en nabij het (evenementen)terrein.

 

49.   garagebedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden, waaronder uitstalling ter verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen;

50.   gebouw :

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

51.   Groepsrisico:

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 en 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel bij betrokken is.

52.   groothandel :

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in andere bedrijfsactiviteit;


53.   hogere grenswaarde :

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidshinder en/of het Besluit geluidshinder;

54.   hoofdgebouw :

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

55.   horecabedrijf :

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.

56.   horecabedrijf categorie 1 :

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

57.   horecabedrijf categorie 2 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants;

58.   horecabedrijf categorie 3 :

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

59.   horecabedrijf categorie 4 :

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

60.   horecabedrijf categorie 5 :

een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

61.   Internetdetailhandel:

Een bedrijf, die vanaf een perceel detailhandelsactiviteiten ontplooid welke louter via internet verloopt, en geen ruimtelijke uitstraling heeft. 

Onder dit begrip vallen :

a. internetwinkels waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;

b. internetwinkels met opslag- en verzendfunctie.

 

en alleen binnen de bestemming ‘Bedrijf’:

c. internetwinkel met (beperkte) afhaal- en afrekenmogelijkheid;

 

niet binnen dit begrip valt een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid de goederen ter plaatse te bekijken.

 


62.   kampeermiddel :

a.     een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.     enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

        één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

63.   kantoor :

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

64.   luifel :

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

65.   maatschappelijke voorzieningen :

welzijns- en zorginstellingen, gezondheidszorg, bibliotheek, kinderopvang en kinderdagverblijven, educatieve, (sociaal)medische, levensbeschouwelijke en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en het verenigingsleven, alsook ondergeschikte detailhandel en - horeca ten diensten van deze voorzieningen;

66.   nutsvoorzieningen :

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

 

67.       ondergeschikte horeca:

Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.

Hierdoor dient het horecabedrijf volgende eisen:

1.     de opening- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;

2.     het horecabedrijf is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk;

3.     er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

4.     er wordt geen reclame gemaakt voor het horecabedrijf;

5.     er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;

6.     het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte die niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;

7.     bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen.

68.   Oriëntatiewaarde groepsrisico

De oriënterende waarde conform de tabel zoals opgenomen in paragraaf 3.5.3 van de toelichting;

69.   overkapping :

een horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een scheidingsconstructie tegen weersinvloeden;

70.   peil :

a.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst  de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.     voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst

        de gemiddelde hoogte van het op het gebouw aansluitende afgewerkte terrein;

c.     Indien in of op het water wordt gebouwd:

-       het peil van het water;

71.   permanente bewoning :

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf;

72.   praktijk- en/of kantoorruimte :

een niet voor bewoning bestemd gebouw of deel van een gebouw, dat uitsluitend dienstbaar is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;

73.   productiegebonden detailhandel :

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

74.   restaurant :

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaats, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

75.   recreatie :

kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie waaronder tuinieren;

76.   recreatief medegebruik :

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen die recreatieve gebruik is toegestaan;

77.   recreatieve bewoning :

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

78.   risicovolle inrichting :

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;


79.   seksinrichting :

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

80.   serre :

een overwegend glazen uitgebouwde overdekte ruimte gelegen op minimaal 1 meter achter de

voorgevellijn van een als woning gebruikt gebouw;

81.   sporthal:

gebouw voor binnensporten;

82.   stacaravan :

een caravan, die als gebouw valt aan te merken;

83.   uitbouw :

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

84.   voorerf:

het gedeelte van het erf welke is gelegen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van de oorspronkelijke woning;

85.   voorgevel :

De naar de weg gekeerde gevel of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die als zodanig moet worden aangemerkt;

86.   vuurwerkbedrijf :

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

87.   wonen:

Het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen;

88.   woning[2]:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm;

89.   wooneenheid

onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van de bestemmingsplan verstaan een woning ;

 


90.   woongebouw :

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

91.   woonhuis :

een gebouw,  dat één woning omvat;

92.   zijerf :

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen tussen het verlengde van de voorgevel en het verlengde van de achtergevel;

93.   Zwembad :

zweminrichting voorzien van een zwembassin, en aan de zweminrichting gerelateerde activiteiten/bouwwerken waaronder: sauna‘s, ondergeschikte horecavoorzieningen, verenigingsruimten en ruimte(s) voor fitness.


Artikel 2   Wijze van meten

 

2.1          Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.        de bouw-/ nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

b.        de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

 

c.        de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

(bij mansarde kappen indien de dakhellingen van de dakvlakken onderling niet meer dan 30 graden verschillen de gemiddelde dakhelling van de beide dakvlakken);

 

d.        de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

e.        de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

f.         de (horizontale) diepte van een gebouw:

de buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

 

g.        de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan;

 

h.        de afstand tot de (achter/zijdelingse) perceelsgrens;

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter/zijdelingse) perceelgrens;

 

i.          de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

 

2.2          Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.



Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

Artikel 3  Bedrijf

 

3.1       Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     bedrijven tot en met categorie 2 van bijlage C;

voor lid a. geld dat behalve daar waar dit expliciet  staat aangegeven:

1.     Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

2.     vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;

3.     Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan

4.     detailhandel niet is toegestaan; 

 

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop motorbrandstoffen zonder lpg ‘,  een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop motorbrandstoffen met lpg’, een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;

d.     ter plekke van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijven – wasstraat’, is een wasstraat toegestaan;

e.     internetwinkels;

f.      groenvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

g.     gebouwen;

h.     erven en terreinen;

i.      parkeervoorzieningen;

j.      wegen, straten en paden;

k.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.  

 

3.2          Bouwregels

 

3.2.1       Gebouwen

               Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.     gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.     de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

c.     het bebouwingspercentage mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen met dien verstande dat  indien geen percentage staat aangegeven het maximale bebouwingspercentage 100% van het bouwvlak bedraagt;

d.     een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernorm, zoals die in bijlage B staat opgenomen;

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

c.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,00 m1 bedragen;

d.     ter plekke van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’  en ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ mag een overkapping worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter;

 

3.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

d.     de milieusituatie;

e.     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

f.      de situering en de omvang van parkeervoorzieningen;

g.     stalling, laden en lossen van vrachtwagens, materiaal en materieel in het openbare gebied en op eigen terrein.

 

 

3.4       Afwijking van de bouwregels

 

            het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·          de verkeersveiligheid;

·          het straat- en bebouwingsbeeld;

·          de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

·          de milieusituatie,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 3.2.1. onder a. en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

1.     de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m2 bedraagt;

2.     de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan van de daadwerkelijk binnen het bouwvlak gerealiseerde gebouwen;

 

 

3.5       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

b.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, in strijd met de op de verbeelding aangegeven bedrijfscategorie;

c.     het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik en zonder dat nog fabrieksmatige bewerkingen nodig zijn.

Niettemin is de verkoop toegestaan van:

1. productie gebonden detailhandel van ondergeschikte aard tot 5% van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50m2, gerelateerd aan de bedrijfsvoering van het bedrijf;

2. goederen waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstelling- en garagebedrijf (autodealer), dan wel goederen, die worden verkocht in een kantine aan eigen werknemers;

3. bedrijvigheid vallende onder het begrip internetwinkel;

4. brandstoffen exclusief LPG ter plekke van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ en  brandstoffen inclusief LPG ter plekke van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;

5. producten welke vallen binnen horeca categorie 1, en detailhandel tot een oppervlak van 10m2  welke plaatsvindt  binnen de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen ‘met lpg’ ;

d.     het  gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven waarbij de afstand van de activiteiten tot een milieugevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen)  minder is dan de grootste afstand behorende bij de milieucategorie van het bedrijf zoals opgenomen in bijlage C;

 

 

3.6       Afwijking van de gebruiksregels

 

het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.     lid 3.5. onder d en toestaan dat bedrijven worden gevestigd welke zijn genoemd in bijlage C, conform de op de verbeelding aangegeven milieucategorie, alsmede die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven die zijn genoemd zijn in bijlage C mits:

1.         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet beperkt worden, en ;

2.         voorzien wordt in eventuele compensatie van het verloren gaan van parkeergelegenheid, en;

3.         wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid behorende bij de bedrijvigheid, en

4.         de afstand welke wordt aangehouden tot een geluidsgevoelige bestemming groter is  

            dan de minimale afstand welke veroorzaakt kan worden door stankhinder, geluidshinder, stofhinder en gevaar;

 


 


Artikel 4   Detailhandel

 

 4.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van:

1.     detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten anders dan waar dit expliciet middels een aanduiding staat aangegeven;

2.     ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”, één supermarkt;

 

met de daarbij behorende

b.     tuinen, erven en terreinen;

c.     parkeervoorzieningen;

d.     groenvoorzieningen;

e.     wegen, straten en paden;

f.      stalling voor winkelwagens,

g.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2       Bouwregels

 

4.2.1     Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.     de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de in het bouwvlak aangegeven hoogte bedragen;

c.     er dient voldaan te worden aan de in bijlage B opgenomen parkeernormen.

 

4.2.2     Bouwwerken geen gebouw zijnde    

                Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;

b.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder stallingen voor winkelwagens mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.

 

4.3       Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

d.     de milieusituatie;

e.     de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

f.      de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 


4.4       Specifieke gebruiksregels

 

            Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik als staanplaats voor onderkomens;

b.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan detailhandel.

 

 

4.5       Afwijking van de gebruiksregels

 

            Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, afwijken van het bepaalde in lid 4.4. sub b. en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van dienstverlening, mits:

a.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet beperkt worden;

b.     wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid behorende bij dienstverlening.

 


Artikel 5   Groen

5.1       Bestemmingsomschrijving

            De op de plankaart met de bestemming groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     groenvoorzieningen;

b.     bermen en beplanting;

c.     ter plekke van de aanduiding ‘speelvoorziening’,  speel- en/of sportvoorzieningen;

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde  (zoals onder andere banken, verlichting, bruggen en bewegwijzering, terreinafscheiding etc.);

e.      ter plekke van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen –uitritten’, uitritten voor wegverkeer ;

f.       gebouwen ten diensten van nutsvoorzieningen;

g.     fiets- en wandelpaden;

h.     waterlopen en waterpartijen;

5.2       Bouwregels

5.2.1     Gebouwen

            Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:

a.     openbare nutsvoorzieningen waarvan het maximale oppervlak 20m2  mag bedragen en de maximale bouwhoogte mag 3 meter mag  bedragen;

5.2.2     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde en gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

b.     de bouwhoogte van speel-/sportobjecten en speel- en sportwerktuigen mag niet meer dan 6,00 m1 bedragen;

c.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,00 m1 bedragen;

5.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

5.4       Specifieke gebruiksregels            

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

·             het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor parkeervoorzieningen.

 

 

 


Artikel 6  Horeca

 

 

6.1       Bestemmingsomschrijving

            De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     gebouwen ten behoeve van horecabedrijven tot en met categorie 3;

 

met de daarbij behorende:

b.      (niet overdekt) terrassen;

c.     bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

met aan de bestemming ondergeschikt:

d.     wegen, paden en bermen;

e.     groenvoorzieningen;

f.      parkeervoorzieningen;

 

 

 

6.2       Bouwregels

6.2.1     Gebouwen

               Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.     de maximale goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;

c.     de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;

 

 

6.2.2     bouwwerken, geen gebouw zijn

               Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;

b.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.

 

 

6.3       Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a.     De situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

 

 


6.4       Specifieke gebruiksregels

                Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca-activiteiten met een grotere categorie dan 3;

b.      het gebruik van de onbebouwde gronden als locatie voor fustopslag en emballage.

 


Artikel 7   Maatschappelijk

 

 

7.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     maatschappelijke voorzieningen;

b.     gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

 

met daarbij behorende:

c.     gebouwen;

d.     wegen en paden;

e.     parkeervoorzieningen;

f.      groenvoorzieningen;

g.     water;

h.     terreinen;

i.      (openbare)nutsvoorzieningen;

j.      bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

7.2       Bouwregels

 

7.2.1     Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.     een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van een bijbehorend gebouw (zoals een fietsenstalling) en/of nutsvoorzieningen van maximaal 25m2 welke buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;

b.     ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de maximale bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

c.       ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximale goothoogte (m)’ mag de maximale bouwhoogte en het maximale goothoogte niet meer dan de aangegeven hoogten bedragen;

d.      ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximale bebouwingspercentage (%)’ mag de maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage niet meer dan de aangegeven hoogte en percentage bedragen;

e.     Indien een bouwvlak niet is voorzien van een aanduiding die het maximale bebouwingspercentage regelt  bedraagt het maximale bebouwingspercentage 100%;

f.      De maximale bouwhoogte  van het in lid a, genoemde bijbehorende gebouw en/of nutsvoorziening  mag maximaal 3 meter bedragen;

g.     Een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage B.

 

 


7.2.2     bouwwerken, geen gebouwen zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,0 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen;

c.     de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20m2 bedragen;

d.     de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

e.     de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.

 

7.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     de milieusituatie;

d.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en;

e.     de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Artikel 8   Tuin

 

8.1       Bestemmingsomschrijving

 

            De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen en/of woongebouwen.

b.     Indien de bestemming is gelegen voor de voorgevellijn bij woningen, erkers ;

c.     woonfuncties en/of een aan-huis-gebonden beroep, binnen de erker;

 

met de daarbij behorende

d.     parkeergelegenheid;

e.     bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

 

8.2       Bouwregels

 

8.2.2     Bouwwerken voor de oorspronkelijke voorgevel

Voor het bouwen van bouwwerken  vóór de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning gelden de volgende regels:

a.     gebouwen en overkappingen mogen niet gebouwd worden voor de oorspronkelijke voorgevel of het verlengde daarvan, uitgezonderd het gestelde onder b en c;

b.     voor het bouwen van uitbouwen vóór de naar de weg gelegen voorgevel gelden de volgende bepalingen:

1.     de maximale breedte van uitbouw mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;

2.     de maximale diepte mag niet meer bedragen dan:

·          1/4 van de breedte van de uitbouw en;

·          1/4 van de afstand van de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw tot de bestemmingen Verkeer, Verkeer-Verblijf, Groen of  Water, en;

·          1,50 meter;

3.     De maximale goothoogte mag niet meer dan de bovenkant van de 1e verdiepingsvloer bedragen;

4.     De maximale nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;

5.     het dak van de uitbouw dient plat te zijn of indien de uitbouw van een kap wordt voorzien dient de helling gelijk te zijn aan die van het hoofdgebouw;

6.     de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

 

c.         voor het bouwen van overkappingen voor de voorgevel van bestaande gebouwen gelden de

            volgende voorwaarden:

1.     de overkapping mag alleen geplaatst worden aan de voorgevel van de woning;

2.     de overkapping mag niet breder zijn dan het kozijn ter plaatse van de voordeur + 50 cm aan weerszijde;

3.     de overkapping mag geen grotere diepte hebben dan 1 meter.

                                                 

 

8.2.3     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde met uitzondering van overkappingen,

                gelden de volgende bepalingen:

 

a.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gelegen gevel c.q. het verlengde daarvan:

a.      niet meer dan 1 meter mag bedragen of;

b.     niet meer dan 1,5 meter met dien verstande dat deze boven de 0,75 meter transparant is, danwel voorzien is van een gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm;

 

b.     de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Max. hoogte

Overige andere bouwwerken, geen palen en masten zijnde

1,0 m1

 

palen en masten

 

10,0 m1

 

 

 

 

8.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     de milieusituatie;

d.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

e.     de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 


8.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming,  wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik als staan- of ligplaats voor bewoning;

b.     het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

c.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, zodanig dat de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte voor de aan-huis-gebonden beroepen op een bouwperceel meer bedraagt dan:

1.      30% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige hoofdgebouw op het bouwperceel of,

2.      meer bedraagt dan 35m2.

 

 



Artikel 9   Verkeer

 

 

9.1       Bestemmingsomschrijving

            De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     wegen, straten en paden;

b.     voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.     groenvoorziening;

d.     nutsvoorzieningen;

e.     parkeervoorzieningen;

f.      sloten en bermen;

g.     water;

h.     reclameborden;

 

met de daarbij behorende:

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

 

 

9.2       Bouwregels

 

9.2.1     Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :

a.      nutsvoorzieningen en/of;

b.       beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.

 

9.2.2     Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.     de bouwhoogte mag niet meet dan 3 meter bedragen;

b.     het maximale oppervlak mag niet meer dan 20m2 bedragen.

           

9.2.3     Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.     de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

b.     de bouwhoogte,  ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6,00 m1 bedragen;

c.     een reclamebord dient geplaatst te worden binnen 50cm van een paal of mast;

d.     de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;

e.     de bouwhoogte voor andere niet onder a tm d genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2 m1 bedragen.

 

 


9.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     de milieusituatie;

d.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

e.     de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 

 

9.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.     het inrichten van de gronden in afwijking van de in bijlage A aangegeven dwarsprofiel;

b.     het gebruik als staanplaats voor onderkomens;

c.     het storten van puin en vuil;

d.     het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

e.     het plaatsen van kampeermiddelen.

 

 

 

9.5       Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4, sub a en toestaan dat van de in bijlage A aangegeven dwarsprofiel wordt afgeweken, mits geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie voor aanliggende geluidsgevoelige bebouwing optreedt.

 

 

 

           

 


Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

 

 

10.1     Bestemmingsomschrijving

            De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     verkeers- en vervoersdoeleinden per rail;

b.     spoorwegvoorzieningen, waaronder treinsporen met bovenleidingen en perrons ten behoeve

        van het spoor- en railverkeer;

c.      ter plekke van de aanduiding  ‘tunnel’,  een (on)gelijkvloerse kruising ten behoeve van weg-

        en waterverkeer ;

d.     ter plekke van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’, een antennemast met bijbehorende zend- en ontvangstinstallatie;

e.     overige infrastructurele kunstobjecten,  bouwwerken en straatmeubilair;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.      voet- en fietspaden;

g.     geluidwerende voorzieningen;

h.     groenvoorzieningen;

i.      terreinen;h.

j.      nutsvoorzieningen;

k.     wegen en straten;

l.      waterlopen, waterpartijen, waterbergingen, wadi’s, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

m.    groenvoorzieningen;

n.     bij deze ondergeschikte doeleinden behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

 

 

10.2        Bouwregels

10.2.1   Algemeen

            Op of in de voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen bedoeld in lid 10.2.2.

 

10.2.2   Nutsvoorzieningen

            Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en zend- en ontvangstinstallatie gelden de volgende regels:

a.     het maximale oppervlak bedraagt 30 m2;

b.     de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter.

 

10.2.3   Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en straatmeubilair gelden de volgende bepalingen:

a.      a. de bouwhoogten in de onderstaande leden worden gerekend vanaf de bovenkant spoorstaaf;

b.      de maximum  bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;

c.       b. de maximum bouwhoogte van infrastructurele kunstobjecten en overige bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer bedraagt 10 meter;

d.      c. de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten bedraagt 10 meter;

e.      d. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overig straatmeubilair bedraagt 5 meter;

f.        ter plekke vater plekke van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’, mag een zendmast worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 22 meter .

10.2.4   Bestaande bebouwing

 

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 10.2.1, 10.2.2, en/of 10.2.3 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.


Artikel 11 Verkeer - Verblijf

 

 

11.1     Bestemmingsomschrijving

            De voor Verkeer – Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    wegen, straten, paden;

b.    sloten, grachten en bermen;

c.     parkeervoorzieningen

d.    groenvoorzieningen;

e.     evenementen;

f.      ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’, bergingen en autoboxen;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.    nutsvoorzieningen;

h.    reclameborden;

 

met de daarbij behorende:

i.      bouwwerken, geen gebouw zijnde waaronder bruggen, duikers en tunnels;

 

11.2     Bouwregels

 

11.2.1   Algemeen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd afgezien van gebouwen voor :

a.     nutsvoorzieningen en/of;

b.     beheer en onderhoud van wegen en bijbehorende infrastructuur.

 

11.2.2   Gebouwen

            Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.      gebouwen met uitzondering van een utiliteitsgebouwen mogen uitsluitend binnen gronden met een

aanduiding ‘opslag’ , worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen behalve

             ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m) en maximale goothoogte (m)’ waar de               maximale bouwhoogte en het maximale goothoogte niet meer dan de aangegeven hoogten mag                bedragen;

c.      het maximale oppervlak van een utiliteitsgebouw  mag niet meer dan 20m2 bedragen;

           

11.2.3   Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10,00 m1 bedragen;

b.      de bouwhoogte,  ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 6,00 m1 bedragen;

c.       een reclamebord dient geplaatst te worden binnen 50cm van een paal of mast;

d.      de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;

e.      de bouwhoogte voor andere niet onder a tm d genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 2 m1 bedragen.

 

 

11.3     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersveiligheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten aanzien van:

a.     de verkeersveiligheid;

b.     de sociale veiligheid;

c.     de milieusituatie;

d.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; en

e.     de situering en de omvang van parkeervoorzieningen.

 

11.4     Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik als staanplaats voor onderkomens;

b.     het storten van puin en vuil;

c.     het stallen en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

d.     het plaatsen van kampeermiddelen buiten de aanduiding ‘opslag’;

e.     het bedrijfsmatig gebruiken van gronden en bouwwerken binnen de aanduiding ‘opslag’;

f.      het overnachten en bewonen van gronden en bouwwerken binnen de aanduiding ‘opslag’.

 

 

 


Artikel 12 Water

 

 

12.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

b.     oever, bermen en beplanting;

c.     waterpartijen;

d.     aanleggelegenheid;

e.     waterberging;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.      wegen, straten en paden;

g.     groenvoorzieningen;

h.     nutsvoorzieningen

i.      recreatief medegebruik

 

met de daarbij behorende:

j.      bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

 

 

12.2     Bouwregels

 

12.2.1   Gebouwen

            Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2   Bouwwerken, geen gebouw zijnde

            Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

a.     de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer alsmede voor verkeer mogen niet meer dan 5 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

 

12.3     Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

a.     het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen

 

 



Artikel 13 Wonen

 

 

13.1     Bestemmingsomschrijving

 

            De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf;

 

b.      ter plekke van de aanduiding ‘maatschappelijk’, is het een (para)medische, of tandheelkundige functie op de begane grond toegestaan;.

c.       ter plekke van de aanduiding ‘kantoor’, is een kantoor op de begane grond toegestaan;

d.      ter plekke van de aanduiding ‘dienstverlening’, is dienstverlening op de begane grond toegestaan;

e.      ter plekke van de aanduiding ‘detailhandel’, is detailhandel en productie gebonden detailhandel (milieucategorie A, Bijlage D) waaronder een scheepstuigerij ter plekke van het perceel Reigerstraat 1-3 op de begane grond toegestaan;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      (ondergrondse) nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

h.      tuinen en erven;

i.        aan- en uitbouwen en (aangebouwde) bijgebouwen;

j.        dakterrassen op de aan- en uitbouwen;

k.       bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

 

13.2     Bouwregels

 

13.2.1   Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden geldt dat:

a.      hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.      ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;

c.       ter plaatse  van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de in de aanduiding aangegeven hoogte bedragen;

d.      in afwijking met de maximale goothoogte  op grond van lid c. mag ter plekke van de achterzijde van het bouwblok de goothoogte maximaal 2 bouwlagen bedragen met een maximum van 6 meter;

e.      ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’  mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;

f.        indien de bestaande goothoogte dan wel de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen meer bedraagt dan de onder c. tm e. aangegeven hoogte, mag de afwijking niet worden vergroot, anders dan genoemd in artikel 19;

g.      een  woonhuis dient in de gevellijn te worden gebouwd;

h.      Een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in bijlage B.

i.        met betrekking tot het (ver- en her)bouwen van bouwwerken, die op de verbeelding zijn aangeduid als "specifieke bouwaanduiding - monument", geldt dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag ingevolge het bepaalde in de Wabo een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

13.2.2   Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden geldt dat:

a.      een aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw behorende bij het hoofdgebouw mag binnen en/of  buiten het bouwvlak worden gebouwd;

b.      het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, gelegen achter de oorspronkelijke voorgevel en niet behorende tot de oorspronkelijke woning op een bouwperceel mag:

1.      ter plekke van de aanduiding ‘opslag’ worden gerealiseerd en/of;

2.      niet meer dan 45m2 bedragen waarbij de gronden met de aanduiding ‘opslag’ niet worden  meegerekend, met een maximum van 50% van het oppervlak van het achtererf en zijerf, of ;

3.      niet meer dan 10% van het oppervlak van het achtererf en zijerf bedragen met een maximum van 100m2 of,

4.      niet meer dan het bestaande met vergunning bebouwde oppervlak bedragen.

c.       buiten het bouwvlak mag:

1.      de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal de bestaande verdiepingsvloer + 25 cm bedragen met een maximum van 4 meter;

2.      de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal 4,5 meter bedragen.

3.      de bouwhoogte voor vrijstaande bijgebouwen maximaal 3 meter bedragen, danwel de bestaande met vergunning gerealiseerde hoogte;

4.      de dakhelling van bijgebouwen niet meer dan 45 graden bedragen;

 

d.      de afstand van een gebouw tot de bestemming Verkeer, Verkeer-Verblijf dient  minimaal 1  meter te bedragen.

e.     Voor het bouwen van overkappingen achter de oorspronkelijke voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bijbehorende woning gelden de volgende regels:

1.      overkappingen mogen alleen worden gerealiseerd op 1 meter achter de oorspronkelijke voorgevel van de bijbehorende woning en;

2.      de afstand tussen een overkapping en de bestemming Verkeer, Groen of  Verkeer -Verblijf dient minimaal 1 meter te bedragen;

3.      overkappingen mogen maximaal één bouwlaag hoog zijn, met een maximale hoogte van 3,5 meter;

 


13.2.3   Nutsgebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden geldt dat overeenkomstig lid g van dat artikel gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd waarbij het oppervlak niet meer mag bedragen dan 20m2 en de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

 

13.2.4   Bouwwerken geen gebouw zijnde   

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

 

a.     de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer dan 10 meter bedragen;

b.     de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen met dien verstande dat:

1.     de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan maar binnen 1 meter vanaf de grens met de bestemmingen ‘Verkeer - Verblijf’ en ‘Verkeer’ mag niet meer dan 1 meter bedragen met daarop een openconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm tot een maximale hoogte van 2 meter t.o.v. peil;

2.     indien de erfscheiding / borstwering wordt geplaats  op een aan-, uit of aangebouwd bijgebouw mag deze niet meer dan 1,1 meter bedragen uitgaande van de bovenkant van het ter plekke aansluiten dakrand;

c.  de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;

               

13.3     Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a.     een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b.     een goede woonsituatie;

c.     de verkeersveiligheid;

d.     de sociale veiligheid;

e.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

     

13.4     Specifieke gebruiksregels

13.4.1 Algemeen

Ten aanzien van het gebruik geldt het bepaalde in lid 13.1 waarbij  woonfuncties en/of een aan huis-gebonden beroep buiten het bouwvlak alleen zijn toegestaan indien het gebouw minimaal over een breedte van 2 meter aan het hoofdgebouw is verbonden, en het aantal woningen op het perceel niet toeneemt;

 


13.4.2 Beroep aan huis

 

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf toegestaan,

als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende

regels:

a.     het betreft een aan-huis-verbonden beroep, waarbij de activiteiten met betrekking tot een aan huis gebonden beroep zowel naar gebruik als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon) karakter van de woning en wijk;

b.     het geen detailhandel betreft, tenzij het als ondergeschikte nevenactiviteit van het in de woning uitgeoefende aan huis gebonden beroep plaatsvindt;

c.     de bedrijfsvloeroppervlakte beslaat niet meer dan 30% van de totale gezamenlijke begane grond vloeroppervlakte van de aanwezige hoofdbebouwing op het bouwperceel, met een maximum van 35 m²;

d.     er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;

e.     het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;

f.      de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet

g.     in tegenstelling tot het bepaalde in sub 1 tm 3, mag ter plekke van de aanduiding ‘maatschappelijk het totale oppervlak gelegen binnen de aanduiding worden gebruikt ten behoeve de uitoefening van een (para)medische of tandheelkundige functie;

 

13.4.3    Divers

Tot een strijdig gebruik van de gronden en gebouwen wordt  in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van gronden en gebouwen strijdig met de parkeernormen, zoals die zijn opgenomen in bijlage B, danwel gold ten tijde van de bouw van het hoofdgebouw;

b.      het gebruik van daken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van terras;

 

 

13.5     Afwijken van de gebruiksregels

het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·          de verkeersveiligheid;

·          het straat- en bebouwingsbeeld;

·          de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 13.4.2, onder c, en toestaan dat het oppervlak op het perceel voor het uitoefenen van een aan- huis gebonden beroep wordt vergroot tot:

·         maximaal 40% van de totale gezamenlijke begane grondoppervlakte van de aanwezige hoofdgebouw op het bouwperceel met een maximum van 50m2 ;

 

mits het plan voldoet aan de parkeernorm zoals die zijn opgenomen in bijlage B.

 

Er behoeft aan deze parkeernorm niet voldaan te worden indien aangetoond kan worden dat binnen een straal van 100 m1 van het perceel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bouwwerken en het gebruik hiervan binnen dat gebied.

 


Aanvullende bestemmingsbepalingen

 

Artikel 14 Waarde–Beschermd Stadsgezicht

 

14.1     Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde –Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.     de bescherming en de veiligstelling van de cultuurhistorische waarden van de gronden, bouwwerken, grondwerken, fortificaties en waterpartijen.

 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, maar ondergeschikt aan de aanvullende bestemming Waterstaat-waterkering.

 

 

14.2     Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de fortificaties nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van gebouwen, bouwwerken en waterpartijen.

 

 

14.3     Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

 

a.     Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

1.     het geheel of gedeeltelijk weghalen/slopen van beschoeiingen en kademuren langs het water;

2.     het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;

3.     het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

4.     het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen, ten behoeve van nieuwe doorbraken, extra dwarsstraten, doorgangen of stegen in de bestaan bebouwingstructuur;

 

b.     Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1.     zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;

2.     noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gericht beheer of gebruik van de grond;

3.     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 


c.     De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

1.     door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de, in het lid 14.1. genoemde, gronden ontstaat of kan ontstaan;

2.     indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de fortificaties en grondwerken. Hiertoe dient het RCE een positief advies omtrent de uit te voeren werkzaamheden te hebben afgegeven. 

 

 

 

 


Artikel 15 Waarde - Archeologie

 

15.1      Bestemmingsomschrijving

De gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

De dubbelbestemming Waarde - archeologie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende primaire bestemmingen. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de volgende voorrangsregeling van toepassing.

 

15.2      Bouwregels

15.2.1    Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 35 cm een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

15.2.2    Voorwaarden

Indien uit het in 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c.      de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

15.2.3    Bouwverbod

Indien uit het in lid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 15.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

 

15.3      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1                     Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in lid 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren met een oppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 35 cm;

a.      het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

b.      het verlagen van de bodem of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;

c.      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

d.      het omzetten van grasland in bouwland;

e.      het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;

f.       het aanleggen van bos of boomgaard;

g.      verlagen van het waterpeil;

h.      het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

i.       het aanleggen van oeverbeschoeiingen;

j.       het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

l.       het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

m.     het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

n.      alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

 

15.3.2    Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het bepaalde onder 15.3.1 is niet van toepassing:

a.      op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;

b.      op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

c.      indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.

15.3.3    Randvoorwaarde omgevingsvergunning

a.      Het bepaalde onder 15.3.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

b.      Voor zover de onder 15.3.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

1.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of

3.      de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c.      In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een aanlegvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

d.      Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld onder 15.3.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

 

15.4      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de plankaart wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming "Waarde - acheologie" van de plankaart te verwijderen, indien:

a.      a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.      b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.

 

 


 


Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 



Artikel 17 Algemene gebruiksregels

 

 

17.1 Evenementen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan geldt ten aanzien van het

gebruik de volgende regel,  evenementen van de categorie 1 zijn in het plangebied toegestaan.

 

17.2 Verboden gebruik

Tot een gebruik strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden voor opslag van (aan de oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

b.     het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

c.     het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht beheer van de gronden;

d.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “seksinrichting”;

e.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

f.      het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.

 



Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

 

 

18.1     Geluidszone -  Industrie

 

18.1.1 Geluidszone – Industrie Westoever

 

bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

-          een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

               Specifieke gebruiksregels

   Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

-          het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

 

18.1.2   Geluidszone -  Industrie Haven

 

            bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

-          een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

               Specifieke gebruiksregels

   Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

-          het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.

 

 

18.2     Veiligheidszone -  LPG

 

18.2.1   Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone – lpg-1 en 2" zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.

18.2.2   Bouwregels

a.      Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone – lpg-1" is het verboden nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten/te bouwen;

b.      Ter  plaatse van de aanduiding “veiligheidszone –lpg-2” is het verboden nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten/te bouwen, hieronder wordt niet begrepen realiseren van  aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen;

 

18.2.3   Afwijking van de bouwregels

 

            het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·          veiligheid;

·          de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

·          de milieusituatie,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

b.     lid 18.2.2. onder c. en toestaan dat binnen de gebiedsaanduiding kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden opgericht/gebouwd,  mits:

         een rapport is overlegd  waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders wordt aangetoond dat de externe veiligheid met betrekking tot het groepsrisico ligt beneden de oriëntatie waarde voor groepsrisico

 

18.2.4   Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone – lpg-1" worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:

·         het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object(met uitzondering van het bestaande gebruik, voor zover het gebruik betreft dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan).

 
18.2.5   Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding "veiligheidszone – lpg-1 en 2" te wijzigen door:

a.     de aanduiding "veiligheidszone – lpg1 en 2 " te verwijderen. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:

1.     de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;

b.     de aanduiding "veiligheidszone – lpg1 en 2" wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.

 


Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

 

 

19.1      het bevoegde gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

·          de verkeersveiligheid;

·          de woonsituatie;

·          de milieusituatie;

·          het straat- en bebouwingsbeeld;

·          de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a.       de bij recht in dit plan aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;

b.       voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 m bedragen en geen vergroting

c.      de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft;

d.     de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

e.     de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

f.       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 46 meter;

g.     de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de parkeernormen, zoals die in bijlage B staat opgenomen, mits

1.   het voldoen aan die regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

2.   voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

h.     het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.   de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 6 m2 bedraagt;

2.   de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 1,5 meter bedraagt.

 

19.2      Eerdere afwijkingen

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.

 

 

 

19.3      Voorwaarden aan het verlenen van afwijking

a.       Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of aan­grenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.

b.       de in lid 19.1 onder a en b genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:

1.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

2.   de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;

3.   het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;

4.   de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig

      worden aangetast.

 

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 20 Overgangsbepalingen

 

 

 

20.1      Overgangsrecht bouwwerken

1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.     Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

3.     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

 

20.2      Overgangsrecht gebruik

 

1.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.     Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.     Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 21 Slotbepaling

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan

 

‘Vogelbuurt 2014’

 

van de Gemeente Den Helder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 september 2014.

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

………………

 

De raadsgriffier,

 

 

 

 

…………………

 

 

 

 



[1] van een bijgebouw is geen sprake indien dit door afwezigheid van scheidende binnenmuren danwel  door aanwezigheid van deuren in de scheidingsmuur als uitbreiding van het  hoofdgebouw moet worden gezien;

[2] toelichting: Deze definitie brengt tot uiting dat een woning/wooneenheid zich niet steeds in een gebouw hoeft te bevinden, zoals bij een woonschip. Bij een woning gaat het voorts om een kleinst mogelijke zelfstandige eenheid binnen een gebouw of andere ruimte. Indien er sprake is van een gemeenschappelijke woonruimte dan is de leefgemeenschap de afzonderlijke huishouding.